Nina Roos (1981) tekent en schrijft poëzie en verhalen. Recent verscheen haar eerste roman, Drie dagen, waarin ze drie dagen lang drie mensen volgt: Vincent, de directeur van Vochtwerking Compleet, zijn vrouw Isabeau en zijn broer Mart. Ze komen om de beurt tot leven in gebeurtenissen, gesprekken en gedachten, die door Roos in een strakke compositie van drie keer drie hoofdstukken (drie dagen) worden gepresenteerd.
De compositie verraadt de hand van de tekenaar. Wat logisch is, omdat je bij een kunstenaar het werk in het ene medium nooit los kunt zien van dat in een ander medium. Ook bij Roos verraadt haar tekenstijl reeds hoe zij als schrijfster de wereld ziet en benadert. In Twee eenden in het water (Water serie, 2012) tekent ze met een trefzekere hand twee eenden. Elk half onder water, zoekend naar dat wat ze in leven houdt. Samen maar toch alleen, elk in hun eigen draaikolk, die elkaar aan de randen raken zonder echt in elkaar over te gaan. Want waar ze elkaar raken heeft Roos een leegte gelaten. Een intrigerende leegte die je doet afvragen waar deze tekening echt over gaat. Over twee eenden op zoek naar eten? Of over de leegte die altijd tussen de twee vogels bestaat? Omdat alle vogels uiteindelijk – net als mensen – gedoemd zijn hun eigen leven te leiden.
Iedereen is gedoemd zijn eigen leven te leiden. Je ziet het ook op een andere tekening van Roos, uit dezelfde Water serie: Zes mensen in het water, waarbij elk in zijn of haar eigen wereld dobbert. Zonder contact of interactie. Zoals in Drie dagen Vincent en Isabeau elk in hun eigen draaikolk leven, voortdurend op zoek naar de kick in hun leven. Roos schetst het paar met energieke pennenstreken, en legt ze voortdurend zinnen in de mond die zo vol van woorden zijn dat ze overstromen. En die mij vanwege de overdreven drukdoenerij vanaf de allereerste zinnen van het boek een lichte hekel deed krijgen aan het paar: ‘Ik heb goed nieuws pop, het is wild vlees. Nee dwaas, dat dingetje onder mijn oksel, de dokter gaat ervan uit dat het onschuldig is, hij stuurt het voor de zekerheid op naar een lab. Voor de zekerheid. Harder? Hij stuurt het op, hij snijdt het vleesje vrijdag weg en dan stuurt hij het op naar het lab. Ja, het jeukt nog als een tierelier, wat? Jij zei dat het groeide. Hoe ik me voel? Ik voel me prima. Nee hij heeft nog niets weggesneden, als jij nou even ophoudt met dat geritsel dan kan ik je misschien verstaan, schijnt de zon daar wel?’
En dat gaat zo maar door, pagina na pagina, dag na dag na dag. Terwijl Vincent het vijfentwintigjarig jubileum van zijn bedrijf viert en zich druk maakt over de naderende kleine ingreep trekt Isabeau met haar vriendin een paar dagen naar de zon. Een duidelijker bewijs dat het paar van elkaar vervreemd is had Roos moeilijk kunnen geven. Of het moet zijn met de achter de spiegel geschoven briefjes waarmee ze communiceren, of met de telefoongesprekken die eerst niet en later wel plaatsvinden, tussen de bedrijven door, waarbij ze elkaar verwijten dat er geen aandacht voor elkaar is, zonder dat ze echt even de tijd voor elkaar nemen: ‘Isa, ik snap wel dat je met een kater niets kunt, maar een berichtje? Je weet dat ik zit te wachten, moet ik je als vermist aanmelden, nors vertrokken, onalledaags onbereikbaar, deze koffie is godbetere zo heet dat mijn tong verbrandt, werkelijk, mogen we fijn de hele dag aan deze ochtend herinnerd worden. Opstappen maar.’
In dergelijke passages tekent Roos de eenzaam-lege levens van Vincent en Isabeau net zo trefzeker als de eenden op haar tekening. Wat ook voor het leven van Mart geldt, de broer van Vincent, die de pendant lijkt te zijn van de leegte op de eenden-tekening. Het noodzakelijke rustpunt waarin zijn hyperende broer en zelfs zijn schoonzus hun noodzakelijke anker vinden. Eigenaar van een wat saaie winkel in kruiden en snuisterijen die zijn dagen slijt met het inpakken van cadeautjes, fietsen en een geheime tweede liefde, met wie hij menig moment doorbrengt en aan wie hij vrijwel de hele tijd denkt.
Aan het einde van de roman ontsporen de levens van Vincent en Isabeau zich elk op hun eigen manier en blijkt Mart een onbetrouwbaar ankerpunt. Niemand heeft houvast aan elkaar; ieder is gedoemd zijn eigen leven in goede banen te leiden. Het knappe van Roos is dat ze haar lezers dit alles voorschotelt op een wijze die zowel ergernis als bewondering verdient. Ergernis, vanwege de leeghoofdige brallerigheid van Vincent en Isabeau, en bewondering vanwege het vakmanschap waarmee Roos deze ergerlijke figuren overtuigend neerzet. Het maakt Drie dagen een knap romandebuut.