Het zijn prima tijden voor liefhebbers van Franse poëzie die op Nederlandse vertalingen moeten vertrouwen. Bij kleinere uitgeverijen als De Wilde Tomaat, Poëziecentrum en Studio 3005 verschenen de afgelopen jaren vertalingen van canonieke dichters als Paul Verlaine, minder bekende maar hedendaagse groten als Yves Bonnefoy, en vrijwel onbekende dichters als Linda Maria Baros. Bij Studio 3005 verscheen een tijdje geleden de bundel Opmerkingen (Remarques, 1997) van Nathalie Quintane, (1964) in vertaling van Kiki Coumans.
Opmerkingen wordt bijna geheel zonder bijkomende informatie gepresenteerd: geen voor- of nawoord, zelfs geen flaptekst; alleen op de site van de uitgeverij staat een stukje over de bundel. Enerzijds frustreert dat, zeker als je gewend bent aan vertalingen met voor- en nawoord en aantekeningen (al dan niet per gedicht), maar anderzijds is die contextarme presentatie van Opmerkingen logisch. Er staat bijvoorbeeld niet achterop de bundel dat hier gedichten in staan en dat is begrijpelijk, want staan hier eigenlijk gedichten in?
De teksten in Opmerkingen zijn in proza opgestelde observaties, ingedeeld in drie categorieën/afdelingen: over autorijden, het huis en het lichaam. De observaties variëren van enigszins naïef tot bijna neurotisch, en zijn of herkenbaar, of werpen een nieuw blik op een bekend fenomeen (het zal per lezer per tekst verschillen hoe hij/zij die ervaart). Sommige teksten zijn puur observaties (‘Er is een insect met een klein plokje tegen de voorruit te pletter gevlogen’); andere zijn (welhaast filosofische) overdenkingen: ‘Een ingestort huis is hetzelfde huis in een andere ordening.’ Quintane heeft oog voor details die niet iedereen opvallen, maar haar blik maakt enthousiast. Ze schrijft bijvoorbeeld: ‘Hoe harder de nagel die ik afknip, hoe verder hij wegspringt bij het laatste knipje.’ Zo’n passage roept toch gewoon op om zelf wat onderzoek te doen op het moment dat de nagels weer te lang zijn? (Uw recensent kan in elk geval niet wachten tot het weer zover is.)
Quintanes werk doet overigens opvallend Nederlands aan. Je kunt iemand prima wijsmaken dat deze teksten uit een paar jaargangen Barbarber komen, en Quintane een Nederlandse dichter is die tegelijkertijd met de Zestigers debuteerde. De verwondering over het alledaagse die uit sommige teksten spreekt vertoont in elk geval opvallende overeenkomsten met die van pakweg K. Schippers of de vroege Bernlef. De baldadigheid van hen ontbreekt echter bij haar, of de neiging tot readymades (‘Greetje Reitsma uit de Schaepmanstraat 16 werd haar rode autoped met witte spatborden afgenomen. Ze wil hem graag terug.’ viel in een van de nummers van Barbarber te lezen). Quintane observeert, denkt na, stelt vragen, is zeker niet humorloos, maar is niet bezig met iets dat niet literair aandoet wel als literair te presenteren.
Maar ergens knaagt Opmerkingen. De observaties en overdenkingen blijven precies dat: observaties en overdenkingen. Je kunt ze gedichten noemen, maar daar valt best wat op af te dingen. Aan de prozavorm ligt het niet, want er bestaat nog altijd zoiets als het prozagedicht. De schoen wringt op een andere manier: zou je dit ‘inhoudelijk’ poëzie kunnen noemen? Als je als criterium neemt dat de teksten na moeten galmen: dat doen ze geregeld. Als je bijzonder taalgebruik, rijm of metaforiek bijvoorbeeld, als criterium neemt schrijft Quintane echter geen gedichten. Rijm en/of metaforiek als voorwaarde stellen is uiteraard een conservatieve opvatting van poëzie, maar qua taalgebruik valt er niet veel aan te beleven. De teksten zijn gespeend van elke vorm van opsmuk, en dat is tot op zekere hoogte verfrissend, maar ook wel heel kaal. Quintane gaat vrijwel geheel vergelijkingsloos te werk, en woorden die opvallen door bijvoorbeeld een dubbele lading of opvallende connotatie, ontbreken.
Opmerkingen is in elk geval een interessant, fris boek. Coumans vertaling is bovendien volkomen natuurlijk aandoende vertaling (geen Nederlands-vreemde zinsbouw bijvoorbeeld, een verschijnsel dat je nogal eens in vertaalde poëzie aantreft), en met de afwezigheid van begeleidende informatie valt best te leven. Toch blijft het jammer dat het taalgebruik niet wat spetterender of opvallender is.