In deze derde roman van Boekwijt is het leven zwart en vol cynisme. Hoofdpersoon is de puber Gitta. We lezen over haar relatie met haar ouders: haar verzet tegen haar vader Anton, haar minachting voor Inez, haar moeder. Het gevecht met haar vader weet ze niet te winnen, maar ze kan ook niet los komen van hem. Gitta kan niet overweg met haar agressieve vader en evenmin met haar moeder – ‘een steppe waar niks op groeide’ -, alleen met haar broer is er een band. Ook hij wordt voortdurend door hun vader gekleineerd en beledigd. Wanneer Broer weer eens iets niet goed heeft gedaan, roept zijn vader : ‘“Hoe komt die jongen toch zoveel dommer dan ik? Een stel enen en nullen is hij.” Gitta had het gevoel in een brandnetelveld te staan. Het stak en het brandde. Eens moest het gif toch op zijn? Hoe kon een onkruid zich zo giftig verdedigen?’
Maar toch staat ook Broer op enige afstand van haar, hoewel het optreden van beide ouders broer en zus wel dichter bij elkaar brengt. Een karakterisering van haar broer: ‘Broer maakte zich daar geen zorgen over. Hij was van lichtere stof gemaakt.’
Over haar moeder schrijft ze : ‘Een glimlach van de moeder viel niet vaak te ontdekken. Er viel altijd een schaduw over haar heen. Zij had zo weinig te zeggen over hoe het haar verging. Zij had geen stem’. En: ‘de weinige keren dat Inez uit zichzelf iets opmerkte, gebeurde het zelden dat iemand iets terugzei.’ Dodelijker kan bijna niet. Over haar vader: ‘Anton had niet eens een geweten, die had slechts een talent voor leedvermaak.’ Wanneer ze haar vader een tijdje niet gezien heeft, beschrijft ze hoe ze hem bij het weerzien ziet : ‘De man die haar vader was zat tegenover haar aan de keukentafel en schilde aardappels. De ogen boos in het hoofd. (…) Hij had zichzelf opgerookt en wat achterbleef was iets dat wegrotte als een afgelegd slangenvel.’ Gitta wordt bevestigd in de benauwenis van haar ouderlijk huis, en wil dan ook zo snel mogelijk vluchten uit deze ‘kooi’.
Kooi, vlucht, trek
Het boek bestaat uit drie delen, Kooi, Vlucht en Trek. Het eerste deel gaat over hoe Gitta haar ouders ervaart en waarom ze daarvan wil wegvluchten. Het tweede deel vertelt over haar wens naar Denemarken te vluchten (Noordwaarts), in het derde deel lezen we over haar verblijf daar.
De familie van haar vader, die ze regelmatig vanuit Nederland bezoeken, woont in Denemarken. De reis met de auto er naar toe is een ware bezoeking, vooral omdat de ouders zich in de ogen van Gitta misdragen. Zo’n reis beschrijft Boekwijt op niet mis te verstane wijze, daar wordt een kind niet vrolijk van. Vervolgens zijn er de familiebijeenkomsten, meestal feestjes, voor Gitta nu ook niet de meest vreugdevolle. Zij voelt zich vooral een buitenstaander.
Op een van de feesten ontmoet Gitta het echtpaar Randi en Ole. Gitta herkent of zoekt in Randi de moeder die ze altijd heeft gemist, zoekt met haar contact, ze blijken elkaar te mogen. Ole ziet haar vooral als seksobject en probeert haar in bed te krijgen. Gitta wordt daar niet blij van en voelt zich schuldig tegenover Randi. Randi en Ole gaan uiteindelijk uit elkaar.
Na haar eindexamen kiest Gitta er voor naar de familieboerderij in Denemarken te gaan, vooral om haar relatie met Randi voort te zetten. Ook bij Randi vindt Gitta niet wat ze zoekt. Beiden proberen nader tot elkaar te komen, maar vinden niet wat hen gelukkig kan maken. ‘Randi praatte wat mee. Luisteren deed ze niet. Ze knikte, en zei nee wanneer ze dacht dat de toon van de ander dat verlangde. Zij lachte veel en vaak, al kon ze geen vreugde in zichzelf bespeuren. De valsheid van het geluid echode lang na in haar gehoorgang.’
Gitta wordt somberder en somberder en vraagt zich af hoe ze de dagen moet doorkomen. ‘Het lukte haar niet om bij de mensen te komen’.
En zo eindigt deze existentiële roman in mineur.
Waardering
Boekwijt schrijft poëtisch, in prachtige zinnen die de lezer meeneemt in de emotionele carrousel van Gitta. Jammer is wel, dat belangrijkste karakters zoals haar moeder en vader, Randi wat vlak blijven waardoor niet altijd even duidelijk is wat de oorzaak is van de problemen die Gitta met hen heeft. Dat doet evenwel niets af aan de geloofwaardigheid van de existentiële strijd die Gitta voert. Die wordt heel invoelend verteld en mooi beschreven. Ook de symboliek die besloten ligt in de titel van het boek (Noordwaarts duidt nu niet direct op warmte) en in de naam van Gitta (gitzwart) is goed gevonden.