Naomi Rebekka Boekwijt – Hoogvlakte

Voel het water gestaag tot aan je lippen komen

Recensie door Astrid van Wijngaarden

Tussen al het wit, grijs en blauw – de oranje Van Dis daargelaten – ligt een opvallend rode kaft. Drie witte bergtoppen in vuurrode wolken waarboven robuuste letters prijken: HOOGVLAKTE. Het is de nieuwste pennenvrucht van Naomi Rebekka Boekwijt (1990), een roman deze keer. Hoogvlakte een titel die nauw aansluit bij de verwachtingen, want já, ook die zijn hoog na haar indrukwekkende debuut nu bijna twee jaar geleden.

Boekwijt debuteerde veelbelovend met de verhalenbundel Pels (2013). Zeven ijle vertellingen – meer nog karakterschetsen – over buitenstaanders en vrijheidsdrang. De bundel werd genomineerd voor de Academica Literatuurprijs (shortlist) en bejubeld in de pers. NRC vond het debuut ‘reden tot een feestje’, De Volkskrant was ‘benieuwd naar wat deze jonge schrijfster nog ontketenen zou’, De Standaard bestempelde haar als ‘dé verrassing van 2013’ en ook Literair Nederland was onder de indruk van de jonge schrijfster, sprak van ‘een prachtig debuut’. Unaniem was de roep om meer van haar te zien, bij voorkeur een roman.

En daar is ie dan: de roman waar we zo nieuwsgierig naar zijn. ‘Het is altijd feest als je jong bent, zeggen ze’, zo schreef Boekwijt zelf – in Pels notabene. En? Heeft ze het bij het rechte eind? Mogen de slingers opnieuw uit de doos?

Hoogvlakte speelt zich af op een boerderij in Zwitserland. De keuze is niet zo verrassend als je weet dat Boekwijt zelf – na haar studie Wijsbegeerte – naar Zwitserland is getogen en daar een boerderij bewoont. Ook hoofdpersoon Maite van Veen besloot Nederland te verlaten. Ze kreeg het er benauwd, dacht dat het afstand was die ze zocht. In het Zwitsere Feldi – eenzaam bergoord of all places – weet ze die te vinden. Op een ouderwets boerenbedrijf, gerund door de zwaar godsdienstige Moser (gelovend in God als straffende instantie: ‘toegeven dat hij ergens van genoot was voor hem als het begaan van een zonde’), gaat ze als knecht aan de slag. Stront scheppen, aardappels sorteren, koeien melken, de hele rataplan. Kortom handen uit de mouwen en werken geblazen.

Tussen stugge Zwitsers, suikerbietensnippers, beesten en hooi – probeert Maite letterlijk werk te maken van het beklemmende gevoel. Wat het behelst? Dat blijft gissen. Dichtbij laat ze ons niet komen: ‘Er was iets wat het hoofd geboden moest worden. Het harde werken hielp daarbij. Het hield de boel ingedamd, zoals de dijken de Thur.’ Al gauw heb je zo’n donkerbruin vermoeden dat het probleem niet zozeer in Nederland ligt, als wel in de bevroren – louter in hoofd en handen levende – Maite zelf. Gevoelens zijn er wel degelijk, maar die mogen niet gevoeld en worden linea recta rationeel afgeserveerd, zoals indringend mooi beschreven bij de dood van een koe: ‘De brok in mijn keel was zo groot dat het zeer deed. Ik had nu wel genoeg beesten zien sterven om te weten dat je ze niet helpt als je ernaar staat te kijken. Dus ik wendde mij af.’ Veelzeggend zijn de scènes met ‘de grauwe’ – een robuust werkpaard – in wie Maite veel van zichzelf herkent. Via het beest krijgen we iets van haar binnenwereld te zien: ‘Hij herkende mij. Hij wist dat we wat met elkaar te maken hadden. […] Mooi of elegant zou hij niet worden, maar hij kon toch wat waard zijn vanwege zijn karakter. […] Zijn bestaan ging in ledigheid voorbij.’ Dat de identificatie met dieren behoorlijk ver gaat, blijkt uit de wijze waarop ze zichzelf beschrijft: haar handen zijn ‘klauwen’ en als ze straalt van geluk krijgt ze haar ‘bek niet terug in de plooi.’

Veel spectaculairs gebeurt er niet in Maites leven. Het zijn vooral lange, elkaar opvolgende, monotone dagen die Boekwijt beschrijft. Werkdagen vol handelingen – zonder kleur en emotie – die zich bewegen naar het ritme van de beesten. Gaandeweg krijgt dit eentonige bestaan ook vat op de lezer. Maar gelukkig, op het moment dat de suikerbieten en het zurig kuilvoer je zo ongeveer de strot uitkomen, de landerigheid je aanvliegt, je net als Maite aan verveling ten onder dreigt te gaan, weet Boekwijt trefzeker het tij te keren. Een witte Volvo rijdt het erf op. Een charmante dame stapt uit met ‘een lach groot en gul, bijna te veel van het goede’. Leven op de boerderij! Spanning alom.

Met de komst van deze vrouw wordt Maite duidelijk wat het werkelijke probleem is, beseft ze dat de oplossing niet in de afstand moet worden gezocht maar juist heel dichtbij: ‘Ik wist dat ik niet jankte omdat ik zo graag bij haar wilde zijn. Het was om de eenzaamheid die ik opnieuw verworven had. […] Dit oord benauwde me evenzeer als Nederland, alleen op een andere manier.’ Lukt het Maite los te breken, een wak in het ijs te slaan? Durft ze eindelijk de wereld binnen te stappen?

Ondertussen dreigt het water van de Thur buiten zijn oevers te treden, is de buurman een egocentrische aasgier en schreeuwt God almaar harder in Mosers hoofd. Temidden van hoge bergen wapent eenieder zich op zijn eigen manier tegen dat wat is of nog kan komen …

Boekwijts werk moet het overduidelijk niet hebben van kleurrijke scènes, een sprankelende dynamiek en hoogdravend taalgebruik. Het is de stilistische ingetogenheid – de resonantie van het verzwegen woord – die haar proza kenmerkt en zo krachtig maakt. Een knap staaltje ‘show, don’t tell’ waarbij de show vooral niet al te letterlijk dient te worden genomen. Boekwijt observeert, registreert, denkt zo nu en dan hardop na en laat de rest graag aan de lezer.

Ze schrijft in kale, afgemeten zinnen – bijvoeglijke naamwoorden zijn een zeldzaamheid. Prachtig is hoe Boekwijt de klankkleur van de tekst mee laat groeien met de persoon. Waar in aanvang de taal overwegend gecontroleerd, ruw en stug is, wordt deze naarmate Maite meer ontdooit vrijer, rijker en warmer van toon. Ja, dat doet Boekwijt verdomde goed, evenals het beroeren van al de zintuigen, zie je de ploegen gestaag in de aarde zakken, hoort God tekeer gaan en voelt het water aan je lippen.

En dan na 174 pagina’s verlaat je de bergen, ligt het boek dichtgeslagen op schoot. Je kijkt nogmaals naar de kaft. Ineens zie je iets anders: topjes van de ijsberg en een vurige, kolkende binnenwereld. Waarachtig, daar ligt Maite. De titel Hoofdvlakte was ook mooi geweest, schiet het door je heen. ‘Het is altijd feest als je jong bent, zeggen ze.’ En of!

 

 

Omslag Hoogvlakte - Naomi Rebekka Boekwijt
Hoogvlakte
Naomi Rebekka Boekwijt
roman
Verschenen bij: Singel Uitgeverijen
ISBN: 9789029589604
208 pagina's
Prijs: € 19,99

Om Literair Nederland draaiende te houden, zijn wij afhankelijk van vrijwillige bijdragen. U kunt ons steunen via de rode knop. Waarvoor onze hartelijke dank!

Meer van Astrid van Wijngaarden:

Recent

2 oktober 2023

Mysterie van dood en leven

Over 'De kuil' van Laura van der Haar
30 september 2023

Als je stem je wapen is

Over 'The hate you give' van Angie Thomas
28 september 2023

Een uitdaging

Over 'Eenling zijn. Een filosofische uitdaging' van Rüdiger Safranski
26 september 2023

Facsinerende zoektocht van jonge vrouw

Over 'Het kunstzijden meisje' van Irmgard Keun
25 september 2023

‘Liegen is de laatste brug naar redding zonder hoop'

Over 'Ten oosten van de Middellandse Zee ' van Abdelrahman Munif

Verwant