Het hoeft geen verwondering te wekken dat Myrte Leffring voor haar bundel De tere bloemen van het verstand als motto een citaat van Gorter heeft gekozen: waar hij de dichter van het licht genoemd kan worden, speelt datzelfde licht ook een belangrijke rol in deze bundel van Leffring. Zo is de titel van het eerste deel Wankelend licht en ook een aantal gedichten beginnen met een regel waarin het licht wordt beschreven: ‘Het licht leek van vloeipapier’ en ‘Het licht wankelde / die ochtend, onbeheersbaar / en naakt’.
Zwart / wit
Vogels, licht, de kleuren wit en zwart zijn de terugkerende elementen die deze cyclus van gedichten op een sprookje doen lijken, evenals het onderwerp: een vrouw wier naam onbekend blijft, maakt een reis en komt daarbij voor een brug te staan. Deze brug als archetype betekent een keerpunt in haar leven: blijft ze staan of zal ze hem oversteken? Zoals de titel een verre echo laat klinken van Baudelaires Les fleurs du mal, zo roept de inhoud van deze bundel een herinnering op aan Tellegens Brieven aan Doornroosje: het is onzeker of de prins wel ooit bij Doornroosje zal aankomen en het blijft ook in het ongewisse of de vrouw besluit de brug daadwerkelijk over te gaan. Dat is uiteindelijk ook niet belangrijk: niet het einddoel, maar de reis ernaartoe vormt het onderwerp.
Leffring heeft ervoor gekozen om op de linkerpagina het verhaal over de vrouw in de verleden tijd te vertellen, waardoor het nog meer op een sprookje lijkt, ook zonder dat de woorden ‘er was eens’ letterlijk gebruikt worden. Op de rechterpagina staan – tegenwoordige tijd en cursief gedrukt – de gedachten van de vrouw en de herinneringen aan haar vroegere leven: deze twee benaderingswijzen vullen elkaar aan en geven zo een gelaagd beeld van de mythische reis van de vrouw.
Deze reis heeft geen begin: in het eerste deel staat, zoals gezegd, een vrouw voor een brug. Er wordt niet vermeld waarom, vanwaar ze komt of wat haar tot deze reis heeft aangezet. Haar gedachten gaan over haar jeugd en haar vriendschap met een man, die later uitgroeit tot een liefdesrelatie. Ze zijn verliefd, ze krijgen kinderen, ze zijn gelukkig. De kleuren wit en zwart transformeren tot de felle kleuren paars, geel en lila van bloemen, ‘de tere bloemen van het verstand.’ Kleuren en bloemen worden gebruikt als metaforen om de liefde te beschrijven. Maar de voorbode van een verandering valt al te bespeuren:
Dat je dacht dat
je alles had en
dat het nooit
voorbij kon gaan
dat je ergens wist
dat het te mooi om
waar te zijn
[…]
Op de linkerpagina’s lezen we hoe de vrouw aarzelt, twijfelt, niet weet wat te doen. Ze ontmoet verschillende mensen, onder wie een jongen die haar aanraadt te stoppen met zoeken, ‘want je bent er al’, en een man die belooft voor altijd bij haar te zijn, maar ‘[…] na een jaar vertrok hij en / nam alle vogels mee’. Ze worstelt met Spijt en Schaamte en vecht ’tot ze haar nagels kapot geklauwd had’. Het zijn gepersonifieerde begrippen die van deze gedichten een allegorie maken en de naamloze vrouw tot een Elckerlyck verheffen die symbool kan staan voor iedereen. Zo krijgt ze twee kinderen die ze Lot en Noodlot noemt en die ze na vijftien jaar samen te hebben gelopen, wegstuurt: ‘zo is het voorbestemd, sprak ze / en maakte duwende gebaren / als om kippen voor zich uit te jagen’.
Veel later is het Vergiffenis die haar benadert: vergiffenis kwam in de buurt, / keek welwillend en sloeg de vrouw / met een takkenbos om de oren.
Het tweede deel, Iemand is een brug bestaat uit slechts één (sleutel)gedicht dat in enkele veelzeggende strofen vertelt over instortende bruggen. Zo is de bundel opgedeeld in een gedeelte voor de burg, de brug zelf en wat er achter de brug ligt.
niemand luistert naar een ander
bruggen storten in
ik ben iemand
Het derde deel, Totdat ook de nachten verdwijnen doet vermoeden dat er niet veel overblijft. De gedachten van de vrouw geven aan dat eerst de liefde aan het verdwijnen is:
En er waren de nachten
dat we wakker lagen
niet in elkaar maar vanwege
en scherp was de wijn en
scherp waren de woorden
waarmee ik hem moedwillig kwetste
scherp waren de randen van
de borden op de grond
Leffring heeft weinig woorden nodig om een beeld te schrijven dat op je netvlies blijft. Haar beschrijvingen zijn raak en origineel, haar taalgebruik is schijnbaar eenvoudig. Achter wat zij schrijft is steeds weer een andere laag te ontdekken en alle elementen die ze telkens laat terugkomen – licht, vogels, kleuren – zijn symbolen die veranderingen markeren en verbindingen tussen de gedichten tot stand brengen.
Opvallend zijn naast het licht vooral de vogels: nu eens is het een kraai, die als voorspeller en onheilsbrenger voor de voeten van de vrouw landt, dan weer zijn het negen zwanen, die veranderen in ‘zakken met dons en botten’ als in het sprookje van Grimm. En altijd is er sprake van veren; op de laatste pagina staat zelfs een kleine tekening van een veer waaruit vogels wegfladderen.
Ondertussen wordt het landschap ruiger en onherbergzamer, er steken stormen op, de droogte regeert. De gedachten van de vrouw worden verwarder en ze vergeet steeds meer: alleen haar jeugd staat haar nog haarscherp voor ogen. Ze denkt aan haar vader en moeder en aan het meisje dat ze zelf eens was. Ze wordt oud en vergeetachtig, haar woorden worden gestamel. Ze keert terug naar de basis van het menselijke bestaan met alleen de essentiële dingen om zich heen: vogels, licht, lucht, waarin ze uiteindelijk opgaat en verdwijnt. Of ze al dan niet de brug is overgegaan, wordt niet nader aangeduid en lijkt niet meer van belang te zijn.
Myrte Leffring is niet alleen dichter, maar ook voordrachtkunstenaar. Woorden en taal zijn voor haar even belangrijk als muziek: vier maal per jaar organiseert ze een salon, Dichter aan de vleugel, waar ze gedichten voordraagt bij pianomuziek. Ook deze bundel leent zich goed om voor te dragen: de muzikaliteit van de klanken, het ritme en de beelden laten zich goed vertolken in muziek. Met deze gedichten heeft Leffring een klein epos geschreven waarin de reis van de vrouw een heel leven duurt, een reis van de wieg tot aan het graf, met alle hoogte- en dieptepunten die het leven kenmerken.