Het is maar een klein boekje, Misdaden van Ferdinand von Schirach met elf korte verhalen, maar de indruk die het maakt is groot en bij vlagen zelfs indrukwekkend.
Frederich von Schirach werkt als strafadvocaat in Berlijn. Een aantal van de strafzaken uit zijn praktijk nam hij als basis voor zijn debuut dat in Duitsland vorig jaar een bestseller werd. Zijn tweede boek is daar inmiddels verschenen.
Laat ik eerst zeggen wat voor boek de verhalenbundel Misdaden niet is. De titel en omslag suggereren spannende verhalen, de achterflap heeft het over ‘beknopte thrillers’ en toont in rode letters de zin ‘de waarheid en niets anders dan de waarheid’. De indrukken die deze informatie achter laat zijn onjuist.
Het boek is geen appel. Dat staat op de allerlaatste bladzijde, na het laatste verhaal. Het is een citaat van de schilder Magritte: ‘Ceci n’est pas une pomme’. Op zich is het waar dat het boek geen appel is. Toch doet zo’n zin wat merkwaardig aan. Dat is nu net de bedoeling. De waarheid kan vreemd zijn, onwaarschijnlijk en ongeloofwaardig klinken. Daarentegen kunnen gewone, alledaagse verhalen verzonnen en misleidend zijn. Na bijna 170 bladzijden is dat zinnetje van Magritte vrij eenvoudig te duiden.
De verhalen in Misdaden zijn ook geen case studies. Weliswaar zijn ze gebaseerd op verhalen van bestaande cliënten, maar ze zijn aangepast. Niet elke cliënt wil zijn misdaden of levensloop immers in een boek terug vinden. Bovendien is de taal te helder en te persoonlijk voor een zakelijke gevalsbeschrijving.
Korte thrillers zijn de verhalen ook niet. In slechts één verhaal komt de vraag wie de moord gepleegd heeft centraal te staan, en het valt om die reden ook een beetje uit de toon. De misdaad is niet het hoogtepunt of de sleutel van het verhaal. Het mag een reden zijn om het verhaal te vertellen maar het is niet het misdrijf dat de meeste indruk maakt.
De gepleegde misdaden zijn voor Von Schirach aanleiding om op de huid van zijn personages te gaan zitten en zo te laten zien wat hen beweegt. Het zijn de verhalen die zij met zich meedragen die hij vertelt. De manier waarop hij dat doet is indringend. Het is even beknopt als effectief proza.
Het indrukwekkende, eerste verhaal draagt de naam van de hoofdpersoon Fähner. Hij is huisarts, lid van de Lions club, geen strafbare feiten, 2800 ziekenfondspatiënten per jaar.
‘Over Fähners leven viel eigenlijk niets te vertellen.
Behalve die kwestie met Ingrid.’
Ingrid is de vrouw op wie hij verliefd wordt en aan wie hij plechtig en diepgemeend trouw belooft. In de veertig jaar die volgen behandelt ze hem als vuil, scheldt hem uit en maakt het huwelijk tot een kleine hel. Hij verlaat haar niet, maar blijft trouw aan zijn belofte. Op een dag scheldt ze hem voor de zoveelste keer uit en hakt hij haar met een bijl in stukken. Zoals op een dag de zon achter de wolken schuil gaat, of de post een brief komt brengen, zo komt het geweld langs in dit verhaal. Het gebeurt, eigenlijk is daar alles mee gezegd. De lezer staat er bovenop en de schrijver heeft het niet mooier of lelijker gemaakt dan het was. Kaal en direct staat het er.
In dit verhaal shockeert het misdrijf, het geweld. Er is begrip en ook medelijden voor de dader. Maar ook afschuw voor de gruwelijkheid van de daad en verbazing over de trouw die Fähner toch nog voelt voor zijn vermoorde vrouw. Het is een indrukwekkende start van de verhalenbundel.
Het is niet allemaal moord en doodslag in Misdaden. In het verhaal De doorn bestaat de misdaad uit het kapotgooien van een museumstuk, in De egel weet een man zijn broer, die verdacht wordt van een overval, vrij te pleiten. In Geluk overlijdt een man aan een hartstilstand bij een illegale prostituée en haar vriend probeert in paniek het lijk op te ruimen. In De cello is er nauwelijks sprake van een misdaad. Een vrouw brengt haar broer uit liefde om. Hij lijdt aan de gevolgen van een zwaar verkeersongeluk en een bijkomende infectieziekte. Regelmatig moeten delen van zijn lichaam geamputeerd worden. Zijn hersenen zijn aangestast. Hij herkent haar niet meer. Haar besluit om zijn leven te beëindigen kun je haar, na hun gezamenlijke leidensweg gelezen te hebben, onmogelijk kwalijk nemen.
De mooiste delen uit het boek hebben zelfs niets met misdaad te maken. Prachtig en bijna sierlijk beknopt wordt bijvoorbeeld in De egel beschreven hoe de Turkse Karim, afkomstig uit een gezin waarin niemand echt wil deugen, zich opzettelijk dommer voordoet dan hij is. Al zijn broers zitten in de misdaad, behalve Karim die doet alsof. Stiekem leest hij, studeert hij, verbergt hij zijn intellegentie en bouwt hij aan een keurig, bijna intellectueel dubbelleven, compleet met Duitse vriendin en belastingaangiftes.
Een andere voorbeeld van een prachtig geschreven fragment komt uit het laatste verhaal De Ethiopiër. Een man raakt volstrekt aan de grond, pleegt een overval en vertrekt naar Addis Abeba waarvan hij niet eens weet waar het ligt. In Ethiopië aangekomen blijkt daar de wereld opnieuw een vuilnisbelt. Uiteindelijk weet hij daar een leven op te bouwen, maar de beschrijving van zijn Afrikaanse omzwervingen deed me denken aan J.M. Coetzees roman Life & Times of Michael K. Toen viel het me pas op dat de man Michalka heet.
Al de verhalen in Misdaden hebben hetzelfde patroon. In korte paragrafen maken we kennis met de hoofdpersonen waarbij het steeds verbazingwekkend is hoe Von Schirach met zo weinig middelen zoveel effect weet te bereiken. Zijn stijl is bedrieglijk eenvoudig en uiterst effectief. Het begin van elk verhaal lijkt te worden verteld door een alwetende verteller. Na enige tijd, meestal is de misdaad dan gepleegd, neemt de verteller plotseling deel aan het verhaal. De ik-figuur is in alle verhalen, net als Von Schirach zelf, strafadvocaat.
Die verschuiving van vertelperspectief stoort niet, maar verzwakt soms toch de opbouw van de verhalen. Zo treedt in het openingsverhaal de ik-figuur pas op als het verhaal van Fähner en de moord op zijn vrouw verteld is. De ik-figuur handelt nu als advocaat de nasleep van de moord af. Met terugwerkende kracht blijkt de alwetende verteller dan Fähner’s advocaat te zijn en dus een belang te hebben bij een bepaalde visie op de gebeurtenissen. Dat besef doet wel iets aan de verhalen af.
Von Schirach ziet dat probleem zelf ook en hij maakt ook regelmatig opmerkingen over de objectiviteit van verhalen en getuigenissen. De zin op de achterflap De waarheid en niets anders dan de waarheid is dan ook zeker niet zijn motto. Integendeel zelfs, het boek begint met een citaat van de fysicus Heizenberg, bekend om zijn onzekerheidprincipe: ‘Die Wirklichkeit, von der wir sprechen können, ist nie die Wirklichkeit an sich’. Ook in de verhalen zelf komt Von Schirach regelmatig terug op wat nu objectief gebeurd is en wat gekleurd is door waarnemingen, belangen en vermoedens. Zo ook in het laatste verhaal: ‘Niemand is zo objectief dat hij vermoeden en bewijs altijd uit elkaar kan houden. We denken iets heel zeker te weten, we gaan de verkeerde kant op, en vaak is het allesbehalve eenvoudig de weg terug te vinden.’
Een ander kenmerk dat alle verhalen uitdragen is een lichte sympathie voor de dader. Nooit zijn het monsters, of anonieme, gezichtloze figuren. Steeds zijn het mensen, al zijn ze soms dom, erg gewelddadig of zelfs waanzinnig. Van goedpraten van de misdaad is geen sprake, maar begrip voor de dader verandert toch het oordeel over de daad. Het is overigens zeker niet zo dat de lezer zich kan identificeren met elk personage uit Von Schirachs Misdaden. De Turk Pocol in Tanata’s theekopje is angstaanjagend gewelddadig en ook de jongen uit Liefde die er naar verlangt zijn vriendin op te eten, is nu niet iemand met wie je je identificeert. Wel brengt Von Schirach ze dichtbij.
Misdaden is een indrukwekkend debuut. Wie een thriller verwacht, krijgt iets anders, maar zal niet teleurgesteld worden. Een vreemde lezer die dit boek niet uit wil lezen.