De 23-jarige Italiaanse Maria Spelterini steekt op 8 juli 1876, balancerend op een strak koord, de Horseshoe Falls, onderdeel van de Niagara Falls, over. Ze probeert het in de weken erna nog een paar keer. Steeds verzwaart ze haar stunt. Met zeepkistjes. Geblinddoekt. Achteruit lopend. Met vastgebonden polsen en enkels. Het lukt steeds weer. Tot ze, veel ouder, in 1913 nog een poging doet en doodvalt.
Het is zo’n prikkelend verhaal dat je onmiddellijk meer wilt weten. En inderdaad: die overtochten in 1876 kloppen. Maar die fatale afloop?
Maria Spelterini is één van de figuren die opduiken in De duimsprong van Miek Zwamborn. Het is een verslag van een speurtocht die de ik-figuur, van wie we niet meer te weten komen dan dat het een vrouw is, onderneemt nadat haar medeklimmer Jens is vermist. Wat er met hem is gebeurd wordt niet duidelijk, maar na twee jaar kan de vrouw zich verzoenen met zijn afwezigheid (dood?). De verwerking van het gemis van Jens verloopt via een reconstructie van het leven van de Zwitserse geoloog Albert Heim, die leefde van 1849 tot 1937, en als 16-jarige al maquettes ontwierp van de Tödi, een berg in de Zwitserse Alpen. Ze reist zijn sporen na in berglandschappen, archieven en musea.
De genoemde Maria Spelterini duikt op als de vertelster bij de episode komt waarin Heim voor zichzelf in 1898 een ballonvlucht arrangeert over het gebied dat hij in kaart heeft gebracht. De kapitein van het luchtschip is Eduard Schweizer, die zijn achternaam heeft veranderd in Spelterini, naar de vrouw die haar angsten boven de waterval trotseerde. Ook die ballonvaart met de Wega heeft daadwerkelijk plaats gevonden, al zijn sommige details weer twijfelachtig.
Dat de Italiaanse in 1913 omkwam is op zijn minst discutabel (Wikipedia laat haar leven eindigen in 1912 en op internet vind je nauwelijks gegevens, laat staan een doodsoorzaak), maar voor de roman is het wel een belangrijk gegeven. Zoals de dood van Maria in mist is gehuld, zo is ook de verdwijning van Jens dat. De ik-figuur vraagt zich naar aanleiding daarvan namelijk af: ‘Waar waagde Maria haar leven voor? Schiet het door mijn hoofd. Wat had ze te verliezen?’.
Vooral dat laatste valt op. De vraag is niet: ‘Wat had ze te winnen?’.
Dezelfde vraag gaat op voor Jens en voor Heim.
Watervallen keren enkele keren terug in de roman. Volgens Heim laten ze allemaal bepaalde tonen horen, de F, de G en de C. Hij schreef het op in een document van een paar velletjes met de titel Töne der Wasserfälle. Gaandeweg blijkt deze Heim, meer dan Jens, de hoofdpersoon van de roman te zijn. Jens wordt zelfs eigenlijk nooit een mens die je voor je ziet. Dat de vertelster hem als klimmaatje mist moet je dan ook min of meer maar aannemen; waarom dat zo is blijft wat duister. Daarentegen weet Zwamborn wel voelbaar te maken hoe de vertelster het gemis moet bestrijden door op pad te gaan langs de plekken die ze ooit met de verloren kameraad bezocht en door in het leven van Heim te duiken: ‘Heim achterna te reizen vulde in mij de leegte op’.
Het is niet alleen de verwerking van het gemis van een geestverwant, maar ook de zoektocht naar een antwoord op de vraag naar de zin van de risico’s die je neemt als je bezield bent door ambitie of dorst naar weten. Ook Heim kende die vraag. In de beschrijving van één van zijn beklimmingen op weg naar nieuwe kennis over de geschiedenis van de aarde, lezen we over hem: ‘Hij wint aan hoogte, hij schuift de twijfel en de valangst op naar een volgende klim. Dit is niet de dag om te vallen. Zijn ogen verlangen naar meer berg en overzicht, zijn voeten volgen die ogen, vragen om amorf gesteente, oneffen paden, er zijn zomervoeten over alpenbloemen en wintervoeten over ijs’.
Het gevaar is er voortdurend; bijna vanzelfsprekend wordt het aanvaard. Niet alleen bij Jens, die bleef klimmen ondanks zijn groeiende amechtigheid, maar ook bij Heim die kloven en blikseminslagen riskeert. Maar zelfs bij de vertelster. Ze memoreert een zwemtocht over een meer met haar zusje en haar ouders, toen ze twaalf was. Ze overleven het maar net: ‘Het was ver, verder dan we ooit hadden kunnen vermoeden. Steeds als we onze benen uitstrekten, keken we elkaar even aan. Niemand van ons raakte in paniek, we wisten dat het menens was en we heel erg in de problemen zouden raken als we niet verder zwommen’.
De onderzoeker móét verder. Mijden van risico’s en gevaar betekent het laten varen van de ambitie die de zin van zijn leven vormt. De risico’s waren voor Heim relatief in verhouding tot het minutieus afpellen van de aarde: ‘Geologie is het oog van de geschiedenis. Het landschap heeft alles gezien’.
Het wordt nog eens gesymboliseerd door de tekst die de vertelster leest op de gevel van de kapel, die staat op het terrein waar de as van Heim en zijn naasten is bijgezet:
FLAMME, LÖSE
DAS VERGÄNGLICHE AUF
BEFREIT IST DAS UNSTERBLICHE
Daar vindt ook de vertelster rust: ‘Jens voelde niet langer kwijt’.
Zwamborn speelt doorlopend met feit en fictie. Dat doet ze prikkelend: de drang om het internet af te struinen naar meer informatie over beschreven gebeurtenissen, personages en documenten dringt zich herhaaldelijk aan de lezer op. Die documentaire illusie wordt nog eens versterkt door het veelvuldige gebruik van foto’s, soms van de hand van de auteur zelf, dikwijls afkomstig uit archieven en musea. Af en toe zijn ze helder en informatief, vaak wazig en suggestief. Dit gebruik van illustraties doet enigszins denken aan de werkwijze van W.G. Sebald, die in boeken als De ringen van Saturnus en Logies in een landhuis hetzelfde doet. Daarnaast zal in het geval van Miek Zwamborn ook haar beeldend kunstenaarschap bepalend zijn geweest voor deze keuze.
De duimsprong (de titel verwijst naar een manier om met je duim tussen je ogen en een object afstanden te bepalen) bevat in het begin nogal wat technische informatie over geologie, fossielen en aardverschuivingen die het risico opleveren dat de aandacht van de lezer verslapt. Maar wie daaromheen oog heeft voor de zoektocht van de vertelster, wordt aan het slot beloond. Hij kan met het boek dicht vouwen met het gevoel in een bijzondere en rijke wereld te hebben verkeerd.