De 21-jarige Tomoka Fujiki uit de verhalenbundel De bibliotheek van geheime dromen van Michiko Aoyama werkt in de dameskledingwinkel Eden in een hypermarkt in Tokyo. Zij is ontevreden met haar bestaan en baantje. Is ze hiervoor als achttienjarige student-in-spé vanuit de plattelandsgemeente waar ze is opgegroeid naar Tokyo getrokken? Ze heeft indertijd alles op alles gezet om toegelaten te worden tot een hogeschool in de grote stad, toen dat lukte werd ze de trots van haar omgeving, maar nu overmant haar de stille angst ‘zonder doel en droom oud [te] worden.’ Door een leestip van een markante medewerkster van de bibliotheek in het Community House bij haar in de buurt komt ze tot andere inzichten. Ze krijgt de Japanse kinderklassieker Guri en Gura mee. Het blijkt dat iedereen met wie ze over dit boekje spreekt er een andere herinnering aan heeft of elementen anders interpreteert. Er zijn dus meerdere waarheden, leert ze. Ook ziet ze in dat je mensen, situaties en jezelf verkeerd in kunt schatten. Dat datgene wat zij doet niks voorstelt is háár invulling. Bovendien leert ze dat het tijd en ervaring kost om je iets eigen te maken en ergens beter in te worden. Dat geldt voor het bakken van de castellacake uit het kinderboekje maar natuurlijk ook voor haar leven. ‘Al doende leert men.’ Met Tomoka komt alles goed. Ze heeft vertrouwen in haar toekomst.
Dit leren en vertrouwen hebben is de blauwdruk voor alle vijf de verhalen. De protagonisten worstelen met zichzelf, komen toevallig in steeds dezelfde bibliotheek bij steeds dezelfde bijzondere bibliothecaresse terecht en krijgen van haar naast de gevraagde boeken steeds een verrassend andere leestip. Deze tip is de sleutel tot nieuwe inzichten en tot nieuw gedrag en er volgt een afgerond gelukkig eind. De bijzondere bibliothecaresse is Sayuri Komachi. Haar verschijning is opvallend: ze wordt achtereenvolgens beschreven als ‘een buitensporig grote vrouw’ […] ‘met een romp die op knappen lijkt te staan’ en een ‘hoofd zonder kin’, ‘een witte beer in winterslaap’, een vrouw ‘die op [een] panda […] lijkt’, op een ‘reusachtige rijstbal’ of een ‘Boeddhabeeld’. Haar stem daarentegen is ‘wonderbaarlijk’, ‘boven verwachting vriendelijk’; wellicht symbolisch voor het luisterende oor dat zij iedereen biedt. In haar infohokje achter haar computer zit ze voortdurend te vilten met schapenwol. Ze maakt allerlei kleine beestjes en objecten en geeft iedere klant een symbolisch vilten cadeautje mee. Zo krijgt Tomoka een koekenpannetje, dat symbool blijkt te staan voor het leren maken van de cake, maar er wordt ook een kat, een vliegtuigje een aardbolletje en een krab uitgedeeld. Voor de bibliothecaresse is het vilten therapeutisch. ‘Als je de hele tijd met een naald in een wolletje prikt wordt je geest leeg.’ Het bezoek aan haar is een rode draad door het boek die alle verhalen verbindt en de personages leert prikken in hun eigen leven.
Hoe meer boeken hoe beter
Natsumi uit het derde verhaal is een veertigjarige tijdschriftredactrice. Ze werkt al dertien jaar voor het vrouwentijdschrift Mila en wil heel graag bij een literaire uitgever gaan werken. Ze heeft een schrijfster binnengehaald die eerst feuilletons voor het tijdschrift is gaan schrijven en van wier werk later een roman is gepubliceerd. Het tijdschrift kreeg stijgende verkoopcijfers en de roman werd bekroond met een grote literaire prijs. Natsumi is ambitieus maar ook zwanger en daar komt de kink in de kabel. Na de bevalling wordt ze op haar werk overgeplaatst naar de afdeling Archief en Documentatie en het moederschap valt haar zwaar. Ze vertoont verschijnselen van een spijtmoeder: het is als ‘Winnie de Pooh schattig vinden en in werkelijkheid met een beer samenleven.’ Wat niet meehelpt is dat haar man Shuji ondanks beloftes vooraf altijd aan het werk is en weinig beschikbaar voor de zorg voor het kindje. Matsumi leert van mevrouw Komachi dat ze haar grootste hobbel in het leven al genomen heeft, namelijk het baren van een kind. ‘Aangezien we iets dergelijks hebben doorstaan, kunnen we alles te boven komen.’ Via en dankzij het boek van de gekende Japanse schrijfster Yukari Ishii dat zij ongevraagd meegekregen heeft leert ze nog meer wijsheden. Het gaat om ratio en intuïtie beide, om acceptatie van de wereld om ons heen en om de waarde van literatuur. Vervolgens vindt ze via-via een nieuwe baan bij een kinderboekenuitgeverij, nota bene de uitgever van het kinderboek dat zij ongevraagd meekreeg van de bibliothecaresse. Deze uitgeverij is niet alleen kindvriendelijk maar blijkt als werkgever ook moedervriendelijk. De relatie met partner Suhji en zijn inzet voor de zorg van het kind verbetert. Matsumi houdt natuurlijk toch heel veel van haar kindje en ze kan weer geïnspireerd aan het werk. ‘Hoe meer leuke boeken in de wereld, hoe beter.’
Draadjes
En zo gaat het in elk verhaal. De 35-jarige Makoto Urase krijgt van mevrouw Komachi een kat mee en een boek over poezen. Hij werkt als hoofd financiën bij een meubelfabrikant, maar droomt al sinds zijn tienertijd over een eigen bric-á-bracwinkeltje. Het winkeltje in de buurt waar hij als tiener graag kwam en waar hij deze inspiratie heeft opgedaan is al lang failliet en hij weet dat er geen bestaansrecht voor dit soort winkels is. Door een hobbyistische kattenboekwinkeluitbater die hij ontmoet ziet hij plotseling mogelijkheden voor een parallelle carrière. Hij leert dat je ‘van wat je niet hebt […] je doel [moet] maken’ en realiseert zich dat mentale voldoening ook vervullend kan zijn. De conflicten op zijn werk en met zijn vriendin worden opgelost en het ‘ooit’ van zijn winkeldroom wordt ‘morgen’.
En dan de dertigjarige Hiroya. Hij is een zelfverklaarde NEET (not in education, employement or training) en brengt zijn dagen in ledigheid door, niet in het minst tot grote ontevredenheid van zichzelf. Hij wordt wakker gekust uit zijn lethargie door een boek over Darwin waardoor hij zich realiseert dat hij zelf zijn omgeving kan veranderen. Hij betuigt spijt tegenover zijn moeder, komt in de bibliotheek te werken en vormt daar de overgang naar het vijfde en laatste verhaal met als hoofdpersoon de pas gepensioneerde Masao. In dit verhaal komen de draadjes van de vier voorgaande verhalen samen.
J-lit
De Vlaamse vertaler prof. dr. Luk Van Haute legt in een artikel in De Gids (De jacht op de nieuwe Murakami: omtrent Japanse en on-Japanse literatuur 2009, jaargang 172) uit dat er in Japan traditioneel een strikt onderscheid bestond tussen ‘pure literatuur’ en ‘massaliteratuur’, een onderscheid dat sinds Murakami’s Norwegian Wood uit 1987 waziger is geworden. ‘J-lit’, Japanse literatuur, werd een nieuwe algemene benaming voor alle literatuur. Een ander opvallend verschijnsel in het Japanse boekenlandschap is het feit dat er de laatste decennia vele nieuwe onderscheidingen voor boeken in het leven zijn geroepen. Al deze onderscheidingen zijn publieksprijzen, waarbij dus geen beroepslezers in de jury zitten. Vooral jonge, vrouwelijke schrijvers winnen deze prijzen. ‘Jibun sagashi’, zoeken naar jezelf, is sinds de jaren negentig een leidmotief in die literatuur van vrouwelijke auteurs.
Schrijfster Michiko Aoyama en De bibliotheek van geheime dromen passen in dit plaatje. De personages in de verhalenbundel zoeken naar zichzelf. De schrijfster ontving voor haar werk meerdere literaire prijzen en voor deze roman behaalde ze de tweede plaats van een Japanse boekhandelsprijs.
De roman is toegankelijk geschreven in prozaïsche, ondubbelzinnige taal. Op gebruik van veel beeldspraak is de schrijfster in dit boek niet te betrappen. De verhalen zijn daardoor beslist zeer makkelijk te lezen, maar ook door de voortreffelijke taal van vertaler Elbrich Fennema. Voor de West-Europese lezer zijn er genoeg interessante typisch Japanse elementen in de roman aanwezig zoals manga, culinaire eigenheden, kersenbomen in bloei en Japanse boeken, schrijvers en dichters. Van alle tijden en alle culturen zijn de levensvragen die langskomen plus de bijbehorende zoektochten naar houvast en naar een weg in het leven.