Merijn de Boer (1982) is ondanks zijn jeugd een gelauwerd schrijver met een prijs voor zijn debuut Nestvlieders en long- en shortlist-vermeldingen voor zijn latere romans. Wie zijn nieuwe verhalenbundel De geur van miljoenen leest, verwacht dus kwaliteit. En voelt teleurstelling als hij een onevenwichtige serie verhalen voorgeschoteld krijgt die soms zó uit de droomwereld van een wat aangeschoten corpsbal geplukt lijken. Ze zijn verspreid in de tijd gepubliceerd en een aantal toont een nog wat onbeholpen, onwennige stijl. Alsof de schrijver voor het eerst de pen hanteert en veiligheidshalve kiest voor cliché-uitdrukkingen die hij dagelijks in de krant leest.
Veel van de verhalen ogen nogal bedacht. Een ik-persoon die een ereplaats krijgt bij de begrafenis van een collega en tot zijn schrik merkt dat hij in ’s mans op de begrafenis voorgelezen vaarweltekst afgezeken wordt. Een andere ik-persoon die besluit te adverteren dat hij samen met iemand Vestdijks hele oeuvre wil lezen en zo kennis maakt met een paar eigenaardige mensen. Een derde ik-verhaal gaat over een ik die zichzelf tegenkomt en tenslotte besluit die andere ik om te brengen.
Al lezend krijgt men sterk de indruk dat De Boer vooral opzienbarende verhalen wilde schrijven en weinig doet om de lezer te betrekken bij zijn personages en wat hen overkomt. Toch zijn er twee verhalen die juweeltjes genoemd kunnen worden. Het ontroerende Een vaderfiguur over de jonge Pjotr uit Eindhoven die met de al wat oudere Amsterdamse homo Jakob een kennismakingsafspraak heeft en wordt overspoeld door diens warme hartelijkheid en belangstelling.
En dan De registermakers dat gaat over het register dat alle registers bevat en tachtigduizendzeshonderd-
negenentachtig lemma’s telt. Het is een hoop werk om alles up to date te houden. De zenuwen slaan aan het eind van het jaar toe:
De periode tussen inlevering van de kopij en de aflevering door de drukker is voor een registermaker slopend en uitputtend. Wijzelf zijn in de loop der jaren gehard. We weten zo langzamerhand hoe we ons er doorheen kunnen slaan. Maar er zijn verhalen van collega’s die eraan zijn bezweken. Het ergst wat er namelijk kan gebeuren is dat een lemma sterft terwijl hij op de drukpers ligt. Dat is niet de fout van een lemma. Dat is de fout van een registermaker.
Kijk, wat er na verschijning van een register gebeurt kan de registermaker gestolen worden. Laat ze vooral allemaal een andere nationaliteit en een andere baan nemen. Niet onze verantwoordelijkheid. En laat ze stuk voor stuk doodgaan, we liggen er geen nacht wakker van. Als ze maar niet doodgaan in dat schemergebied tussen inlevering en verschijning.
Ach, twee mooie verhalen op twaalf is eigenlijk nog niet eens zo’n slechte score voor een beginnend schrijver. Waarvan akte!