Titels met geheime, verborgen of vergeten geschiedenissen zijn populair bij uitgevers. Ze prikkelen de nieuwsgierigheid en appelleren tevens aan een gevoel van rechtvaardigheid: de vergeten geschiedenis dient openbaar gemaakt, gekocht en gelezen te worden. De woordcombinatie wordt gebruikt in romantitels (denk aan Donna Tartts The secret history) maar ook bij historische werken. Terwijl zowel voor de fictieve als voor de werkelijke geschiedenis eerder geldt dat vergeten de norm is en niet vergeten worden de uitzondering.
Een alawitische opa
Debutante Meltem Halaceli brengt in dit boek ook een geschiedenis voor het voetlicht, namelijk de levensloop van haar opa Sulayman. Dit gebeurt grotendeels aan de hand van de memoires die hij achterliet en die lange tijd in privébezit verkeerden. Sulayman leefde in het Osmaanse rijk van begin 20e eeuw. Als jongeman werd hij opgeroepen voor de militaire dienst in het Turkse leger, omdat de sultan zich aansloot bij de asmogendheden en zo zijn onderdanen de Eerste Wereldoorlog in loodste. De moedertaal van Sulayman was echter niet Turks maar Arabisch: hij behoorde tot een religieuze minderheidsgroepering, de Alawieten. Na de oorlog voerde Atatürk een politiek gericht op assimilatie, waarbij de Alawieten hun eigen taal en gewoonten langzaam kwijtraakten. Sulayman voelde zich in die periode gewantrouwd door zijn Turkse landgenoten. Voor zijn opofferingen kreeg hij nooit genoegdoening.
Dubbele nationaliteit
Een ander deel van De vergeten geschiedenis van mijn grootvader Sulayman Hadj Ali beslaat de zoektocht van de schrijfster naar haar eigen wortels. Als geboren Nederlandse gaat ze zich steeds meer verdiepen in de achtergrond van haar voorouders: ze studeert Arabische taal en cultuur en wanneer ze de memoires van haar opa in handen krijgt, besluit ze deze te vertalen. Dit gedeelte van het boek beschrijft onder meer een studiereis die Halaceli maakt naar het Midden-Oosten om gegevens te verzamelen. Ze probeert te achterhalen wie haar opa precies was, door mensen op te zoeken die hem hebben gekend of die de situatie voor de Alawieten in het Turkije van begin 20e eeuw hebben meegemaakt. Op haar reis in Libanon en Turkije ontmoet ze allerlei mensen die haar vooral als Westerling zien, terwijl ze zichzelf juist steeds meer verbonden voelt met haar Arabische identiteit.
Gebrek aan binding
De vergeten geschiedenis van mijn grootvader Sulayman Hadj Ali heeft dus twee kanten: enerzijds is het de hervertelling van een familiegeschiedenis, anderzijds vormt het de weerslag van de persoonlijke zoektocht van de schrijfster. Deze twee lijnen lopen ook werkelijk door elkaar heen en zorgen voor een nogal gefragmenteerd geheel.
De levensloop van Sulayman wordt deels verhalend verteld, maar Halaceli strooit ondertussen met informatie en achtergronden. Zo wordt de voortang van het narratief telkens doorbroken en dit leidt ertoe dat het verhaal niet echt tot leven komt. Een voorbeeld is de bruiloft die aan het einde plaatsvindt. Dit moment biedt een uitgelezen kans om de emotionele binding van de lezer met het lot van Sulyaman te versterken. De scène wordt echter abrupt afgebroken terwijl de festiviteiten nog in volle gang zijn, het geluk dat de hoofdpersoon nu treft wordt niet uitgewerkt en vindt dan ook geen weerklank.
Aan de meer documentaire-achtige kant van het boek, waartussen het verhaal over opa Sulayman doorklinkt, kleven eveneens manco’s. Ontmoetingen op straat of in een café in Beiroet worden gedetailleerd beschreven, zonder dat duidelijk wordt wat het verband is met het grotere geheel. Wat van belang is geweest voor de auteur is niet noodzakelijkerwijs relevant voor de lezer. Veel passages komen zodoende min of meer in het luchtledige te hangen. Dit deel van het boek lijkt vooral bedoeld om een brug te slaan naar de huidige situatie in die regio sinds de Arabische lente, maar het lukt niet om dit verband daadwerkelijk in te vullen.
Een vorm om te vertellen
Naast de warrige verhaalstructuur is de schrijfstijl eveneens stroef te noemen. Het is eerder de taal van een geschiedenisboek of een krantenartikel dan van literair proza. Er is duidelijk veel tijd gestoken in onderzoek. Die kennis wordt weergegeven in de hoofdtekst en deels in voetnoten. Dit element van kennisoverdracht zit echter de compositie en de stijl van de passage soms in de weg.
Het probleem van De vergeten geschiedenis van mijn grootvader Sulayman Hadj Ali wordt wellicht nog het beste geïllustreerd met een opvallende parallel, namelijk Stefan Hermans’ Oorlog en terpentijn (2013). Hertmans ontdekte eveneens geschreven herinneringen van zijn opa over de Eerste Wereldoorlog en poogde diens leven te doorgronden en recht te doen door erover te schrijven. Hierbij kon ook hij niet neutraal aan de zijlijn blijven staan. Oorlog en terpentijn is echter allereerst een roman. Het boek laat vooral door de fraaie compositie de lezer meeleven met de hoofdpersoon, opa Urbain. Halaceli mengt daarentegen een literaire familiehistorie, een autobiografie en een informatief werk door elkaar heen. Misschien is dat wel de reden dat de geschiedenis van opa Sulayman uiteindelijk weinig indruk maakt.
Het boek kan wellicht een interessant perspectief opleveren voor historici of mensen die zelf een alawitische oorsprong hebben. Maar voor een algemeen lezerspubliek geldt dat veel minder. Halaceli is er niet in geslaagd een vorm te creëren die duidelijk maakt waarom het van belang was deze persoonlijke geschiedenis aan de algehele vergetelheid te ontrukken.