Je leert er nog eens wat van, van de roman Een wereld binnen handbereik van de gevierde Franse schrijfster Maylis de Kerangal. Het is een prachtig boek, laat dat meteen maar gezegd zijn. De kracht ervan is dat de nadruk op het visuele ligt, op de overtuigend in beeld gebrachte omgeving, waarmee de activiteiten van de personages doeltreffend zijn verweven. Het verhaal trekt voorbij als een film met schitterende beelden en aandacht voor de kleinste details.
Hoofdpersoon Paula, aan het begin van het boek twintig jaar en woonachtig in Parijs, stapt het Instituut voor Decoratieve Schilderkunst aan de Metaalstraat in Brussel binnen, nadat ze twee jaar lang van de ene opleiding in de andere rolde om het allemaal snel weer op te geven. Dit ‘doorsnee meisje […] een die het grootste deel van haar tijd op een cafébankje slijt tussen soortgenoten en bij wie elk moment in het bestaan een mengsel is van elegantie en leegte,’ vindt haar roeping in het decorschilderen en deelt haar verraste ouders mede: ‘Ik ga trompe-l’oeil-technieken leren, de kunst van de illusie’.
Materialen
De opleiding duurt zes maanden en is zwaar. Het is de hele dag door studeren op de materialen, niet alleen op die welke nodig zijn om te schilderen maar ook op de materie die de studenten natuurgetrouw moeten weergeven: marmer, houtsoorten, water, stof, patina, bladgoud. Ook ’s avonds gaat het door, soms tot in de nacht, om de opdracht van die dag af te maken of te oefenen. Paula is stug, in zichzelf gekeerd, bang dat ze faalt. Pas na een paar weken begint ze fysiek aan het werk te wennen, krijgt ze oog voor haar medeleerlingen en durft ze hen ’te zien schilderen […] haar blik vermengt zich eindelijk met de blikken die elkaar hier ontmoeten’. Zeven jaar later, tegen het einde van het boek, is ze een succesvol decorschilder en stort ze zich op de ultieme opdracht: meewerken aan de reproductie van de grot van Lascaux – waarvan de geschiedenis door de auteur uitgebreid wordt verteld.
In de tussenliggende jaren blijft zij contact houden met de onverstoorbare Jonas en de extraverte Kate, de vrienden die ze op het instituut maakte, al zien ze elkaar vaak lange tijd niet. Die contacten zijn de ijkpunten van de tweede laag in het verhaal: naast de vriendschap ook het liefdesverhaal tussen Jonas en Paula. Ze deelden de studie, een appartement, hun leven en de liefde. Na de opleiding gaan ze ieder hun weg, werken in verschillende landen. Totdat ze elkaar via ‘Lascaux’ weer ontmoeten.
Schoonheid van de materie
Maylis de Kerangal vertelt niet zomaar een verhaal over een paar mensen. Ze zet een relaas neer over de schoonheid van de materie, waarin personen zich óók mogen bewegen, moeten bewegen omdat mensen, kunst en natuur samenkomen in de cultuurgeschiedenis. Want dat is waar de auteur het over heeft: cultuurgeschiedenis. Zo moeten de leerlingen behalve marmer leren schilderen ook weten wat voor marmersoorten er bestaan, waarvoor ze het handboek geomorfologie (‘de Derruau’) raadplegen. Dit detail alleen al geeft aan hoe precies De Kerangal te werk gaat. ‘Hout imiteren is geschiedenis schrijven met het bos […] Er zindert plantaardig leven in het atelier, dat zijn verlengstuk krijgt op de panelen, […] hout dat dosse of kwartiers is gezaagd, wat te zien is aan de knoest, de vlammingen en de vlekken, de vezel, het parenchym en de vaten.’ Opsommingen als deze zijn er het hele boek door. Eerst is het struikelen daarover, maar al gauw openbaart zich in de vele details het vorstendom van De Kerangal. Ze heeft een scherp oog voor hoe kleinigheden een geheel vormen en samen met haar verfijnde formuleringen heerst hier de koningin van de taal.
Schildpad
Aan de enorme hoeveelheid onderzoek die de auteur heeft verricht geeft ze een gevoelsmatige interpretatie. Voor het examen laat ze Paula kiezen voor het uitbeelden van het schild van een karetschildpad en vertelt en passant hoe haar protagonist als kind werd gefascineerd door het dier: ‘het geweldige moment waarop de schildpad eindelijk tevoorschijn kwam, met zijn voorhoofd vlak boven de grond en ver naar voren, de nek uitgestrekt zodat de soepele, elastische huid die zijn kop en poten met het schild verbond, zichtbaar was […] een monster in het klein maar heel echt, dat uit de schaduw van een steen kwam zetten als uit een plooi in de tijd om contact met haar te leggen.’
Stoet dieren
In de ‘digitale kloon’ van Lascaux probeert Paula zich in te leven in de stervelingen van twintigduizend jaar geleden en ‘stelde zich de ondergrondse grot voor, de geïsoleerde schoonheid, de stoet dieren in de nacht van het Magdalénien’. Even daarvoor heeft ze zich al verdiept in de kleuren waarmee ze zal gaan werken: ‘de natuurlijke pigmenten die de pigmenten van de grot benaderen, mangaanoxide voor zwart, okers voor de bruinen (limoniet), de roden (hematiet) en de gelen (goethiet).’
De vaktaal ontbreekt evenmin. In het instituut wordt geschilderd met ‘de glanzende ferule, […} een petit-grisvan varkenshaar, een stompe épointé, […] een Kolinski-effilé’. Ook specifieke benamingen hebben De Kerangals voorkeur. Licht is zenitaal licht, een motorboot een Boston Whaler, een pistool een Colt, scheelzien (wat Paula doet) is exotropie. Als de auteur een technische term kan gebruiken zal ze het niet laten.
Encyclopedie in razend proza
Daardoor kan het soms lijken alsof de lezer een encyclopedie voor zich heeft, maar in de veelzijdige taal van De Kerangal krijgt het verhaal door de knap geïntegreerde details grote intensiteit. De stijl sleept je mee. In razend proza, voortsnellende zinnen met veel komma’s en puntkomma’s en weinig punten, is het zelfs naar adem happen. Er is geen ontsnapping mogelijk, afdwalen is er niet bij, de lezer wordt constant bij de les gehouden. De vele komma’s, die behalve in de opsommingen ook tussen de gebeurtenissen en handelingen zijn geplaatst, doen tegen het einde van een zin het begin ervan nogal eens vergeten. Eenentwintig regels met gedachtestreepjes en puntkomma’s is wat veel van het goede. De remedie hiertegen is zelf hier en daar een denkbeeldige punt plaatsen.
Zintuiglijke sfeer
Prettig is om met een computer naast het boek op te zoeken of het ook echt klopt wat er allemaal geschreven staat. En het klopt altijd. Bijvoorbeeld wanneer Paula en Jonas het hebben over ‘de aap van de ander’ en ze een filmpje van chimpansee-onderzoeker en primatologe Jane Goodall bekijken. Zo terug te vinden op het wereldwijde web. Ook over filmdecorstad Cinecittà in Rome, waar Paula een tijdje werkt, is de informatie gemakkelijk te verifiëren. De Kerangal gebruikt alle beschikbare informatie en sommige gegevens lijken rechtstreeks uit Wikipedia te komen. Maar de schrijfster heeft al deze feiten zo knap verweven met het verhaal, zo een zintuiglijke sfeer meegegeven dat het de betrokkenheid bij het boek alleen maar groter maakt. Een wereld binnen handbereik is zowel qua inhoud als taal een rijk, vorstelijk rijk boek.