‘In Klein-Rome werd ons vanuit de biechtstoel krachtig aangeraden vooral veel te zwemmen en veel te fietsen, liefst zo vroeg mogelijk in de ochtend en overdag als de onkuise beelden en verlangens kwamen. Daardoor werd het wielrennen een bij uitstek katholieke sport.’
Vlak voor de Tour de France van de zomer van 2015 komt bij uitgeverij Voetbal International in de serie Sportklassieker het boek Heldenlevens van Martin Ros uit. Het is een compilatie van eerder gepubliceerd werk van zijn hand uit 1987, nu in het voorwoord voorzien van een warme aanbeveling door de burgemeester van Utrecht in wiens stad dit jaar de Tour van start is gegaan. Marketingtechnisch dus niets aan de hand. Storend is wel het feit dat de uitgeverij kennelijk niet de moeite heeft genomen er nog even in corrigerende zin naar te kijken. Het boek wemelt van de slordigheden zoals: “Doorslag tot zijn uiteindelijke sympathie voor Koblet, door wiens tragische dood hij zich zeer geschokt zal worden, ……’ en: ‘Maar een beenbreuk,’ zegt Kübler, is mij meer waard dan de in zo’n stompzinnige tunnel.” Dit soort slordigheden getuigt van weinig liefde voor het boek en is een affront voor de lezer.
Het boek is gebaseerd op twee pijlers; allerlei wetenswaardigheden omtrent toonaangevende wielrenners uit het verleden zoals de zesdaagse koning Gerrit Schulte en tourlegendes als Gino Bartali en Fausto Coppi, en de Roomse achtergrond van Martin Ros zelf. Alles beschreven in de geëxalteerde stijl, bekend van de radiopraatjes van Martin Ros en waarvan de titel Heldenlevens ons al een zeker vermoeden geeft. Bovengenoemd citaat geeft dit goed weer. Deze verwevenheid kan het boek ook een literaire dimensie geven op grond waarvan het de aandacht in deze rubriek verdient. Welnu, Martin Ros is zeker een vaardig verteller en hij weet de lezer bij tijd en wijle dan ook goed mee te nemen en als het ware te laten ruiken aan het benauwende ultramontaanse, verzuilde katholieke wereldje van Onze-Lieve-Vrouwe, paters en seminaries in de wijk Klein-Rome achter de Vituskerk in Hilversum. Hij slaagt er ook in zijn eigen Roomse verhaal in te bedden in die van zijn helden. Dit is zonder meer knap te noemen en maakt het boek ook alleszins lezenswaardig. Toch schuilt juist hierin ook de beperking. De geëxalteerde beschrijving van de heldendaden van zijn helden, maakt een echte inleving in zijn eigen verhaal moeilijk. Er blijft altijd een geromantiseerd scherm staan tussen de gevoelens van de echte Martin Ros, waarop hij de lezer wel een blik wil gunnen, gezien het gekozen thema van het boek, en de breedsprakige, weliswaar erudiete, maar veel te emotionele Martin Ros. Het boek mist juist drama omdat Martin Ros alles in veel te dramatische bewoordingen beschrijft.
Toch vangt Ros in zijn boek wel iets van een tijdbeeld van vooral de jaren 50 en 60, de tijd waarin de radio nog een prominente rol speelde in de beeldvorming door de media en de doorbraak van de televisie, de tijd van het verzuilde Nederland en de hoogtijdagen van de Koude Oorlog waarin pater Henri de Greve in zijn wekelijks radiopraatje ‘Het Lichtbaken’ de communistische regering in Moskou kwalificeerde als het Vierde Beest. Voor wielerliefhebbers met een hang naar nostalgie en verheerlijking van het verleden biedt het boek volop leesplezier. Met literatuur heeft het echter weinig te maken.