Wat een prachtig beeld van een doodsstrijd: ‘het ree struikelde toen de weergalm van het schot al op de hellingen wegstierf, alsof het toen pas besefte dat het geraakt was. De voorpoten knikten in en het schoof knielend in de richting van de stroom, de kop hoog opgericht. Het verkeerde in de paniek die ook een mens kan overvallen die opeens begrijpt dat hem iets vreselijks is overkomen maar nog niet weet wat het is. Slingerend en op drie poten probeerde het de overzijde van het dal te bereiken.’
Het is de openingszin van Pierre en Adèle, de derde novelle uit Rivieren van Martin Michael Driessen. De scène krijgt later in dat verhaal een echo in een ongeluk van Pierre en nog weer later in een ontmoeting tussen hem en de dochter van Adèle bij de beek.
Rivieren bevat drie novellen. Deze derde is de geschiedenis van een vete tussen twee families die al generaties lang voortduurt.
Verdeeldheid
Het geschil dat hen verdeelt, gaat over de eigendom van stukken grond aan weerszijden van het riviertje de Issou, in Noord-Frankrijk. Telkens als deze stroom door hoog water of door droogte zijn bedding verlegt ontstaan er ruzies over de juiste grens. Maar de rivier, niet meer dan een beek, is ook een scheiding tussen hugenoten en katholieken en tussen collaborateurs en patriotten.
Pierre en Adèle is een bijna mythisch aandoend verhaal over jaloezie, trots en hebzucht, maar ook over onmacht. Driessen vertelt het als een springprocessie door de tijd, heen en weer bewegend tussen de generaties en gebeurtenissen. Hier speelt zich in het klein af wat in de buitenwereld gebeurt, gesymboliseerd door overvliegende vliegtuigen: van de vlucht van de pionier Santos-Dumont in het begin van de 20ste eeuw en de bommenwerpers in de Tweede Wereldoorlog tot de Mirages van nu, al naargelang de tijd waarin de gebeurtenissen zich voltrekken. De parallellie tussen de buitenwereld en de vete langs de Issou komt ook terug in subtiele tijdsaanduidingen als ‘In het jaar dat de Fransen de Duitse Rijnoevers bezetten…’
Hoe dramatisch het verhaal ook is, Driessen weet het tegelijk luchtig te houden door zijn prikkelende stijl en woordgebruik. Zo weeft hij er als het ware een running gag doorheen door van de notaris Eduard Salomon (!), die in het conflict een wijs oordeel geeft, in elk van zijn levensfases te vermelden welke schrijvers hij leest.
Net als in dit verhaal zijn alle teksten in Rivieren doorspekt met toespelingen op de Bijbel, kunst, literatuur en muziek. Zo zijn de ondertitels verwijzingen naar het theater. Die van Pierre en Adèle, ‘Er wird rein durch Feuer, Wasser, Luft und Erden’ zal zijn ontleend aan Die Zauberflöte van Mozart, de opera die net als deze geschiedenis, een verhaal van loutering is.
Gevecht
Ook het eerste verhaal (qua omvang van 21 pagina’s nauwelijks een novelle te noemen), getiteld Fleuve Sauvage, verwijst in de ondertitel, ‘Alles führt zu nichts’, naar een theaterstuk. Het is een zin uit Das Friedensfest. Ein Familienkatastrophe van Gerhard Hauptmann. Een zeer toepasselijke verwijzing voor het drama dat zich in dit eerste verhaal voltrekt rond de aan lager wal geraakte acteur die weet dat de door hem begeerde rol van Macbeth er nooit in zal zitten. Zijn vrouw, zijn zoon en zijn agent wil hij bewijzen dat hij van zijn alcoholverslaving af kan komen door een kanotocht te maken over de rivier de Aisne van Sainte Menehould naar Vouziers. Met zijn laatste fles wijn en zijn laatste Famous Grouse. De tocht kent een dramatisch verloop, met opnieuw plastisch beschreven beelden zoals het gevecht in de modder met een vaars en een jonge vrouw.
Vervreemding
Een mengsel van grimmigheid en aandoenlijke eenvoud biedt de tweede novelle, De reis naar de maan. Het is het verhaal van twee even oude jongens, Julius en Konrad, uit het gehucht Wallreuth bij Wallenfels in Zuid-Duitsland. Hun leven is verbonden met het afvoeren van tot vlotten gebonden boomstammen uit de bergen over het riviertje de Rodach naar het dal. Julius, wiens vader het bedrijf runt, is gymnasiast en Konrad dagloner. Het lijkt of beide jongens vrienden zijn, maar gaandeweg wordt duidelijk dat hun ontwikkeling hen uit elkaar drijft. Ze zijn gehecht aan elkaar, maar kennen elkaar niet wezenlijk. Dat wordt steeds schrijnender naarmate ze ouder worden. Julius vecht in de Eerste Wereldoorlog en verkent zijn persoonlijke grenzen, terwijl het leven van Konrad zich blijft afspelen rond de rivier. Hij heeft zes boeken, allemaal van Jules Verne (de titel van deze tweede novelle verwijst naar één van de boeken), die hem doen dromen van een reis over de Rodach via Main en Rijn naar de zee. Als die reis werkelijk plaatsvindt, begint Konrad zich vervreemd te voelen van Julius: ‘ze hadden allebei iets wat hen van de andere mensen in Wallreuth onderscheidde. Maar dat iets maakte ook dat ze elkaar niet kenden.’ En later: ‘Hij had het gevoel dat hij een vriend verloren had, terwijl hij toch nooit veel met Julius had kunnen delen.’ Aan het einde van de reis is het Julius die voor zichzelf vaststelt: ‘we waren knapen aan de beek, jongelingen op de Main, mannen op de Rijn. Ik heb van hem gehouden, ik heb hem verraden, mijn hele draaide om hem. Maar we zijn elkaar nooit nader gekomen dan nu, en over een paar uur bereiken we als oude mannen de zee, zonder elkaar te kennen.’
Ook in dit verhaal schemert weer het wereldgebeuren op de achtergrond: de Eerste Wereldoorlog, de opkomst van het nazisme en de Jodenvervolging en de grote veranderingen in de scheepvaart. En ook hier weer de verwijzingen naar literatuur.
Drie verhalen. Drie maal een kleine wereld met een rivier als levensader, als onoverbrugbare afstand, als voedster voor een katharsis. Driemaal een kleine wereld die de grote weerspiegelt. Misschien is het meest gemeenschappelijke in de drie wel het menselijke onvermogen om elkaar werkelijk te bereiken. En dat alles in een taal die je pakt en zinnen laat herlezen.
Martin Michael Driessen is toneel- en operaregisseur. En schrijver. Als zodanig brak hij in 2012 door met zijn roman Vader van God. Die werd algemeen bejubeld om zijn fantasievolle aanpak en zijn frisse, humorvolle kijk op wat er van de wereld uit Gods handen geworden was. Toch zullen er ook lezers zijn geweest die de verhaallijn te bedacht vonden. Daardoor kon de spanningsboog af en toe verslappen. Van Rivieren kan dat beslist niet worden gezegd. De verhalen hebben een kracht waaraan je niet kunt ontsnappen en een taal en beelden van grote schoonheid.