Met maatschappelijke discussies over VOC-mentaliteit, immigratie, moslimterrorisme, zwarte piet, seksuele intimidatie en de academische preoccupatie met gender en postkolonialisme is het identiteitsdenken helemaal terug. In romans wordt opnieuw gezocht naar ouderwetse concepten als volksaard en tijdgeest. Zo zou Ons soort mensen van Julia Zeh de Duitse volksaard typeren, De jaren van Annie Ernaux de Franse tijdgeest vangen en volgens de flaptekst zou De lange adem van Martijn Knol een Grote Nederlandse Roman zijn.
De term Grote Nederlandse Roman is afgeleid van The Great American Novel. De negentiende-eeuwse Amerikaanse schrijver John William DeForest muntte het begrip in een essay waarin hij zich afvroeg welke schrijver als eerste een roman zou schrijven die de Amerikaanse ziel wist te vangen. De Duitse filosofen Herder en Fichte hadden bedacht dat een volk net als een individu bepaalde onderscheidende eigenschappen bezat: de volksaard die zich volgens de tijdgeest op een bepaalde manier ontwikkelde. En zoals een mens zichzelf moet leren kennen om het geluk te kunnen vinden, zo moest een volk dat ook.
De Grote Nederlandse Roman
Met de Max Havelaar schreef Multatuli dé Grote Nederlandse roman waarmee hij het Nederlandse volk confronteerde met diens gedragingen in Nederlands Indië en met zijn volksaard. De bekende Droogstoppel kreeg de ongebruikelijke voornaam Batavus mee: de Bataaf maar dan deftig gelatiniseerd. Hij stond voor de zelfingenomen kooplieden en machthebbers die zich op waarheidsliefde en godvrezendheid lieten voorstaan, maar in werkelijkheid egoïstische graaiers waren. Beter was het om als zijn arme, idealistische maar fatsoenlijke tegenpool Max Havelaar in het leven te staan.
Het etiket The Great American Novel wordt inmiddels op zulke uiteenlopende Amerikaanse romans geplakt dat men zich kan afvragen wat het precies betekent. De populariteit, mate van canonisering en ambitie van een roman lijken in ieder geval minstens zo belangrijk als de vraag of de roman de volksaard en tijdgeest weet te vangen.
De lange adem van Martijn Knol heeft twee hoofdpersonen: Robbert, oud-commando maar inmiddels beveiliger voor een groot warenhuis en Roman, een reclameman. Robbert is een jaar of dertig, serieus en wil verantwoordelijkheid voor anderen dragen: er zijn voor zijn vrienden, zijn vriendin en ‘het systeem’ beschermen -desnoods met geweld, wat hem voor sommige vrouwen spannend-gevaarlijk maakt. Na een leven als commando wil hij nu huisje, boompje, beestje.
Verantwoordelijkheid versus hedonisme
Reclameman Roman is wat ouder dan Robbert. Hij is geestig, charismatisch en een levensgenieter. Hij leeft alleen voor zichzelf en houdt zich niet aan conventies of andere regeltjes. Na het faillissement van zijn succesvolle reclamebureau dreigt – o gruwel – de verveling toe te slaan en besluit hij een nieuwe poging te wagen. Wanneer het succes hem begint te vervelen, richt hij een politieke partij op om Nederlanders te doordringen van hun morele plicht te genieten van de consumptiemaatschappij zonder zich te laten afleiden door zeurende politici. Verantwoordelijkheidsbesef versus hedonisme wat eindigt in een klinkende overwinning voor lang leve zichzelf en zijn plezier.
Hoewel de hoofdpersonen wat dat betreft enigszins clichématig en schematisch zijn, overtuigen ze toch in al hun oppervlakkigheid. Ook andere personages zoals Laura, de bitcherige carrièrevrouw die zich aan niemand wat gelegen laat liggen is ééndimensionaal, maar wordt wel goed neergezet. Dat komt vooral doordat Knol een goede monologue intérieur schrijft. De dialogen echter schieten regelmatig uit de bocht waarbij vooral de auteur zichtbaar wordt in plaats van het personage. Dit zorgt voor ongeloofwaardige passages en flauwiteiten. Zo reageert Laura op Robberts kinderwens met zinnen als: ‘Maar helaas, geen soelaas: zoals je weet vind ik de procreatie een stuk minder pregnant dan jij’.
Daarnaast komt er een heel scala aan personages (familie, partners, vrienden en vriendinnen, collega’s, werknemers, kiezers) voorbij die niet tot nauwelijks gestalte krijgen. Evenmin wordt hun relatie met de hoofdpersonen geëxpliciteerd. Zo is er een paragraaf waarin een zekere Clothilde een dodelijke hoeveelheid slaappillen slikt en dan aan boord stapt van een vliegtuig. Tientallen pagina’s later pakt Roman een bord uit de kast van tante Clothilde zodat de oplettende lezer alsnog die paragraaf -enigszins – kan plaatsen.
Fictieve lezers
De opbouw van de roman is zeer fragmentarisch. In 99 hoofdstukken worden in genummerde paragrafen van soms één regel en soms meerdere pagina’s flitsen getoond uit het verleden en de toekomst van de hoofdpersonen zonder dat de tijd ooit gespecificeerd wordt en enkel de seizoenen eruit af te leiden zijn. Die flitsen hebben iets met de hoofdpersoon te maken. Het kunnen dus andere mensen zijn, maar ook moppen, juridische casussen of reclamespotjes en – de wat gedateerde kunstgreep van – postmodernistisch commentaar van fictieve lezers die over de roman in discussie gaan.
Deze opbouw stelt de lezer behoorlijk op de proef. De eerste tientallen pagina’s staat de lezer voortdurend voor raadsels: wie is er nu aan het woord, wat wordt er nu verteld, wanneer is dit? Naarmate de roman vordert, wordt steeds duidelijker waar, wanneer en bij wie de puzzelstukjes horen. Zo krijgen de twee hoofdpersonen langzaam steeds meer gestalte, overigens zonder dat je voor grote verrassingen komt te staan.
Dat is de grootste makke van De lange adem: terwijl de aanvankelijke bevreemding van de lezer geleidelijk afneemt, bevredigt het eindresultaat niet helemaal. Alsof je een puzzel van tweeduizend stukjes maakt en er langzaam een vrij saai plaatje tevoorschijn komt van twee mannen. Twee mannen zonder vermogen tot zelfreflectie die telkens weer tegen dezelfde muur aanlopen. Twee mannen die eigenlijk het tegenovergestelde belichamen van de introspectie en ontwikkeling waar eerder genoemde Herder en Fichte in geloofden.
Ambitie is niet voldoende
De caleidoscopische opbouw getuigt van ambitie en is geschikt om vele aspecten van Nederland te tonen. Er komen uiteenlopende mensen aan het woord die overtuigen als zeer Nederlands, zij banjeren in Nederlandse steden en landschappen rond en ondernemen tal van lullige Nederlandse activiteiten zoals lasergamen, barbecueën en volkstuinieren. In dat opzicht voldoet de roman aan het criterium van Herder die stelde dat de waarde van een cultuuruiting bepaald wordt door de mate waarin het volk zichzelf erin herkent.
Toch overtuigt de roman niet echt, ook niet als Grote Nederlandse Roman. Knol is een goede character builder, maar hij lijdt aan hetzelfde euvel als zijn personages: veel interessants heeft hij niet te vertellen. Het maatschappelijk engagement van Max Havelaar ontbreekt, net als interessante of originele ideeën over de Nederlandse volksaard of tijdgeest. Het is dan ook te betwijfelen of deze roman een plek in de canon zal verwerven.