Het nieuwste boek van Martha Heesen, De lus, springt vanwege het schitterende omslag direct in het oog; de ernstig ogende roodharige vrouw, fragment van een schilderij van Modigliani verwijst naar het hoofdpersonage dat toen ze jong was opvallend rood haar had. Het vorige boek dat Heesen voor volwassenen schreef, Zeiseman, viel eveneens op vanwege het omslag en werd terecht geprezen in de recensies. Heesen begon aanvankelijk met het schrijven voor jongeren en was daarmee zeer succesvol; ze ontving in 2015 de Theo Thijssen prijs voor haar oeuvre, zilveren griffels en de Gouden Uil voor jeugdliteratuur.
Het lezen van de boeken van Heesen is als het drinken van een mooi glas wijn. Vanwege goede ervaringen met een vorig oogstjaar (Zeiseman) zijn de verwachtingen al hooggespannen. Wanneer er als eerste stap bij het proeven afgegaan wordt op de kleur en de geur is de eerste indruk van De lus dus zeer veelbelovend vanwege het omslag en valt het daarnaast op dat het boek met ruim honderd bladzijden en zesendertig korte hoofdstukken niet al te dik is. Er wordt niet verwacht dat het als een glas water achterover geslagen wordt. Wanneer er vervolgens gesnuffeld wordt boven het glas, blijkt de jonge vrouw van het omslag niet alleen een jonge vrouw maar ook een dame op leeftijd te zijn, die terugblikt op haar jeugd, hetgeen al een bepaalde complexiteit doet vermoeden.
Eerste slok
Tijd voor een eerste slok dus. ‘Om elf uur dertien heeft ze haar huis verlaten, langzaam, in alles langzaam. Ze wordt trager, maar dat weet ze niet, de klokken en horloges heeft ze weggedaan, net als de spiegels trouwens. Ze heeft een stok, en ze denkt nog steeds dat ze die niet echt nodig heeft. […] ze is naar de tramhalte gewandeld, heeft daar lang moeten wachten op alle fietsers, binnensmonds foeterend en scheldend, heeft alle kwade blikken ontweken, met moeite, ze moet dat nog leren. Twee trams heeft ze voorbij laten gaan, toen is ze opgestapt, is drie keer van plaats veranderd, en zit nu schuin achter de bestuurder.’
Ze laat de trams niet voor niets passeren, ze is dagelijks op zoek naar één specifieke bestuurder, die ze de wattman noemt en die ze kent van vroeger, toen ze beiden in De Diepte woonden. Ze rijdt mee met de tram tot het eindpunt, bij de keerlus, maar spreekt de chauffeur niet aan, alhoewel ze er wel steeds voor zorgt om in zijn blikveld te gaan zitten. Wanneer hij een keer iets omroept schrikt ze zo van zijn stemgeluid dat ze zo snel haar oude benen haar kunnen dragen de tram ijlings verlaat. De lus staat symbool voor de terugkerende herinneringen aan zaken uit het verleden waar het hoofdpersonage met spijt op terugkijkt.
Geschrokken ballerina’s
Voortdurend wordt er in het boek heen en weer gesprongen tussen het heden en het verleden. De ‘ranke berkjes, als geschrokken ballerina’s’ veranderen in vijfenvijftig jaar in ‘oud en knoestig en zuchtend in hun bladeren’. Ze lijken daarin op de mensen die beschreven worden. Het taalgebruik is bijzonder beeldend in De lus. De schaduwen die regelmatig vallen vormen contrasten die in vele vormen door het hele boek terugkomen. De wattman ziet eruit als iemand die als kind al ‘grauw, grof en ouwelijk’ was. Op latere leeftijd lijkt zijn pet te klein voor zijn ‘stenen kop’ en zijn zijn schouders hoekig. De vrouw die als kind zo knap was met haar prachtige rode haar is onder invloed van de last die ze al die jaren met zich heeft meegezeuld verworden tot een ‘aftandse kraai’ met een scheef dichtgeknoopte jas. Wanneer de vrouw zich na jaren weer eens in haar vroegere wijk De Diepte waagt, heeft ze moeite om er fysiek weer uit te komen en wordt ook duidelijk dat zich daar heel wat moet hebben afgespeeld: ‘… de Diepte, loodzwaar zul je er worden, niet van je wandaden maar van alles wat je nalaat. De daad die men naliet heeft meer kwaad dan de daad gedaan.’
De laatste regel komt uit het gedicht Het uur U van Martinus Nijhoff, het gedicht dat het hoofdpersonage uit haar hoofd kent en geregeld reciteert om zichzelf te kalmeren wanneer haar gedachten weer eens met haar op de loop gaan. Het is een voorbeeld van de prachtige gelaagdheid die Heesen in haar roman weet te bereiken. In wijnterminologie zou je het hebben over vol, rijk en complex.
Naarmate het boek vordert, wordt duidelijk waarom de wonderlijk geklede vrouw de wattman dag in dag uit van een afstand observeert zonder hem aan te spreken. Het grootste deel van het boek is vanuit haar perspectief geschreven, maar een aantal hoofdstukken werpt ook vanuit het perspectief van een getuige licht op wat zich zoveel jaar geleden heeft afgespeeld.
Langzaam genieten
Het taalgebruik in De lus is lyrisch en schetst op poëtische wijze een hele wereld. De hypnotiserende vertelling over spijt en een innerlijke tweestrijd houdt de lezer volledig in zijn greep. In hoeverre is het terecht dat het hoofdpersonage zichzelf zo kwelt met haar over elkaar buitelende gedachten over hetgeen ze zoveel jaar geleden heeft nagelaten te doen en in hoeverre is het haar nu nog aan te rekenen? Het is zaak om naar analogie van het wijnproeven met kleine slokken en langzaam te genieten van deze gelaagde roman, waar zoveel in te ontdekken valt en waarvan de afdronk wanneer je het boek tenslotte dichtslaat nog lang merkbaar is.