De ik-figuur in Mijn lieve gunsteling, Kurt, is dierenarts en genoemd naar Kurt Cobain. Hij is getrouwd met Camillia waarmee hij twee zoons heeft. Maar Kurt wil ook zijn lieve gunsteling ‘hebben’, die heeft hij leren kennen op een boerderij in een gereformeerd dorpje dat ‘The Village’ wordt genoemd, in de buurt van Muiden. Hij raffelt zijn werk op andere boerderijen af om bij haar te kunnen zijn, zijn kleine praaldier, zijn porseleinen meisje, zijn hemelse uitverkorene. Al weet zij zelf niet of ze nu een jongen of een meisje is, als iemand die er ‘tussenin zit’, zoals de genderpoli van het VU Medisch Centrum in Amsterdam het omschrijft. Ze noemt zichzelf Vogel, deze in 1991 op dezelfde dag als Hitler geboren veertienjarige. Hitler kwam ook al voor in Marieke Lucas Rijnevelds debuut, De avond is ongemak, waaraan in 2020 de International Booker Prize werd toegekend. Deze tweede roman staat inmiddels op de longlist van de Libris Literatuur Prijs.
Aangetrokken tot het gruwelijke
Vogel is een echte veertienjarige, die bijvoorbeeld bang wordt als ze tijdens de Dodenherdenking op 4 mei niet twee minuten stil kan zijn, dat er weer een oorlog zal uitbreken. En als ze al lopend de halve tegels overslaat er ongeluk volgt. Zó leest een kind de wereld. Ze leest graag boeken van Stephen King. Eigenlijk wil zij ze net zo graag wegleggen als niet meer loslaten, zo gruwelijk vindt ze de verhalen. En zo vergaat het de lezer van dit boek ongetwijfeld ook, meer nog dan met Rijnevelds De avond is ongemak, dat je het wilt wegleggen. Op zich een goed teken want het betekent dat de schrijver je nogal raakt.
Kurt vertelt, of wil zijn verhaal vertellen aan zijn ‘hemelse uitverkorene’ en aan de magistraten die hem voor zijn daden gaan veroordelen. Hij doet dit in een bloemrijke taal die van de pagina’s spat, in soms paginalange doorlopende zinnen. Dat zorgt er mede voor, dat het moeilijk is om te stoppen en het boek weg te leggen, hoe weerzinwekkend het soms ook is. Hoewel je als lezer, net als de lieve gunsteling, ‘haast alle griezels [kent] uit mythische verhalen, van het monster van Loch Ness tot Jersey Devil tot aan Kraken en Mothman’, de duivels en monsters uit videogames.
De gebeurtenissen worden gecompliceerd op het moment dat de oudste zoon van Kurt ook verliefd wordt op Vogel. Kurt ziet dat zij opzettelijk haar arm om zijn zoon slaat wanneer ze langs de stal lopen waar hij bezig is. Hij heeft het over ‘jonge lustelingen’ – in contrast met zijn ‘lieve gunsteling’. Als een weegschaal die de andere kant opslaat; één letter, één gewichtje verschil. Het ene schaaltje vol bravoure, het andere vol diepgang – net zoals dit boek, met alle semi-intertekstualiteit van dien. Bijvoorbeeld wanneer de veertienjarige elke avond voor het slapengaan zegt: ‘Dag bureau, dag schemerlamp, dag bank, dag Adelaarsnest’.
Ze gaat daarin zover dat Kurt op een gegeven moment zegt dat ze moet ‘stoppen met citeren’, dat ze moet zeggen wat ze écht wil zeggen. Iets wat ze al leek te doen in haar gesprekken met Freud en Hitler. En over het boekje Kikker en het vogeltje van Max Velthuijs, dat volgens haar niet klopt, omdat, ‘een dode niet kapot kan zijn, een dode is dood, niet meer dan dat. Diegene die achterblijft is kapot. In wel duizend stukjes’.
Vogel denkt via boeken en popsongs. Kurt denkt in filmbeelden, dromen en de naakten van Rafaël. Wat ze gemeen hebben, is dat ze beiden zijn opgegroeid met de beelden en taal van Bijbelboeken. Maar het liefst leest Kurts zijn lieve gunsteling, die is als het verhaal dat hij altijd al had willen lezen. ‘Ik vreesde de dag dat ik de kaft voorgoed dicht moest slaan, dat je mij de rug toe zou keren, en ik kon het niet helpen dat sommige scènes me tot waanzin dreven, tot extase’.
Duiden van dromen
De magistraten duiden die dromen, bijvoorbeeld het gele kuikentje dat verschillende keren terugkeert. Volgens hen staat dat voor wedergeboorte. Maar dat is ‘alles wat ik niet wilde (…), ach nee, ik wilde verder leven in jou’. Dat is de enige mogelijkheid die rest, want de magistraten verbieden elk contact. Tegenover hen draait Kurt alles om en stelt dat alles mis was met Vogel, grondig mis. Ze leeft in een fantasiewereld, spreekt met Hitler en Freud en heeft een obsessie voor penissen, die ze een gewei noemt. Penissen van mens en dier, zoals van een otter, die hoewel hij weer in Nederland voor komt, nog zeldzaam is en even fragiel als het lichaam van Vogel.
Een kwetsbaar kind, ja daar houdt Kurt van: ‘Ik vond het heerlijk als je kwetsbaar was, net als die keer toen je aan koorts leed en ik je voorlas uit het boek van Gerard Reve en je als lappenpop tegen me aan had gehangen’.
Mijn lieve gunsteling is een boek waarin het goede ( de liefde voor) door de ongelijkheid van de relatie in haar tegendeel verkeert, namelijk in seksueel kindermisbruik. De beelden ondersteunen dit. Zoals die van het gele kuikentje; Camillia, die van Kurts ‘relatie’ op de hoogte is, noemt Kurt een ‘donswerker’. Of dat van de stilte in de stal die omslaat in wanhoop, wanneer een stier, een jongen, Joris, dooddrukt. Of in de wrede lading die het gebed meekrijgt dat Kurt voor zijn lieve gunsteling opzegt: ‘Bron van Zijn, die ik ontmoet in wat mij ontroert. Ik geef u een naam opdat ik u een plaats kan geven in mijn leven. Bundel uw licht in mij, maak het nuttig.’ Een Bijbelse notie, die wordt omgekeerd. In de Bijbel heet het dat wij weten, ‘dat God alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben, die volgens zijn voornemen geroepen zijn’ (Romeinen 8:28). Het is knap hoe Marieke Lucas Rijneveld in een schitterende, beeldrijke taal met deze notie aan de haal is gegaan, maar ook gruwelijk en weerzinwekkend. Als een weegschaal die doorslaat.
1 reactie
Opvallend dat alle recensies die ik ken de meeslependheid roemen. In zekere zin ervoer ik die ook, maar ik kreeg de pest aan Kurt (zo leefde ik mij in in de roman!) en op 2/3 van het boek ben ik gestopt. Vanwege die pest aan hem, maar ook omdat er gaandeweg (te) weinig ontwikkeling in het verhaal zat. Kurt ging maar door met zijn aanbidding, het werd ongeloofwaardig.