Marieke Groen – De andere familie Klein

Der Tod und das Mädchen

Recensie door Els van Swol

Amber Klein, de 12/13-jarige hoofdpersoon van de vierde roman van Marieke Groen, groeit op in een gezin met een vader, moeder en broertje. De beklemmende sfeer van dit gezinsleven spreekt uit een zinnetje als: ‘De vader zit al aan tafel. Ze [d.i.Amber] aarzelt even, maar gaat dan toch tegenover hem zitten. In zijn zicht, maar buiten zijn bereik.’ Het is niet de beklemming van een streng gelovig gezin, zoals bijvoorbeeld bij Franca Treur, want het gezin is niet gelovig. Maar het is de beklemming van een gezin dat bang is om (samen) te leven. Een angst die we bijvoorbeeld ook kennen uit de boeken van generatiegenote Annelies Verbeke.

Amber is een meisje vol angst en fantasie. Ze is bang dat haar grootvader iets zal overkomen: ‘Er hoeft maar één automobilist de macht over het stuur te verliezen, één dakpan van een dak te vallen.’ Ze heeft soms medelijden met haar broertje dat scheel is en eczeem heeft, en ze ‘droomt van giframpen en aardbevingen. Van terroristische aanslagen en ongelukken. Ze zou er goed in zijn, ze zou uitblinken. Ze zou een van de weinige overlevenden zijn.’ Daar gaat het om: overleven.

Het gezin waarin Amber opgroeit, is het soort gezin dat op straat wordt nagekeken: ‘Amber voelde de blikken als kiezelsteentjes tegen haar rug landen.’ De moeder correspondeert met ter dood veroordeelde Amerikanen. Eén ervan ontkomt aan de doodstraf. Dat komt, denkt Amber, omdat zij op de dag dat de executie zou worden voltrokken, aan hem heeft gedacht en omdat ze thuis hetzelfde galgenmaal aten als hij.

Amber heeft geen vriendjes en vriendinnetjes behalve Jong, een ‘poepchinees’ die ‘overbleef toen de andere kinderen op school vriendschappen hadden gevormd.’ Ze spelen samen in een uitgebrand huis. Ze had de kinderen die er woonden graag gered, maar ‘de ouders zou ze laten liggen.’
Amber voelt zich schuldig aan het feit dat ze er überhaupt is, omdat ze alle fut heeft gezogen uit haar moeders borsten (‘de moeder’ heet ze consequent). En omdat ze voor de helft afkomstig is van de zaadcel van haar vader (‘de vader’). Het kwaad zit met andere woorden in het gezin, en komt niet van buitenaf.
Amber wil proberen los van de familie te komen, al is dat zwaar omdat de ouders geen naam, en daardoor als het ware geen eigen identiteit hebben, waardoor het moeilijker is om zich ergens tegen af te kunnen zetten. Ze zijn even leeg als het uitgebrande huis. Amber, Jong, twee vissen (Saskia en Jeroen), twee moerasschildpadjes (Schildje en Padje) zijn met de gedetineerden uit Amerika de enige levende wezens die in het boek een naam hebben. Al mogen ze figuurlijk geen naam hebben.

Het boek is op een onderkoelde toon geschreven vanuit het perspectief van een alwetende verteller. Met een humor die een diepere laag heeft en soms vooruit wijst naar onheil dat spoedig zal volgen. Zoals in de passage over de vaat die de moeder opstapelt om naar de keuken te brengen: ‘”Alweer die afwas,” verzucht de moeder (…). “Ik heb zo’n zin om de boel gewoon uit mijn handen te laten kletteren.” De vader steekt een tandenstoker tussen zijn kiezen. “Dan doe je dat toch?” De moeder blijft stilstaan en kijkt hem aan. Het volgende moment klinkt er een enorme klap. Borden spatten uit elkaar, bestek vliegt alle kanten op. De stilte die erop volgt is oorverdovend. Amber knippert met haar ogen. De vloer is bezaaid met scherven. Op het raam zit een gebakken aardappeltje dat langzaam in zijn eigen vet naar beneden glijdt. De vader begint als eerste te lachen, en dan lachen ze allemaal, hard en opgelucht.’

Wat volgt is een periode waarin de moeder kampt met overspannenheid. Dat komt, zegt de vader, door Amber. En daarom trekt hij zijn handen van haar af. Vanaf het moment dat hij dit aan Amber heeft meegedeeld, doet hij er het zwijgen toe. Dit wordt beschreven in passages die snijden door de ziel. ‘Haar leven heeft ze geprobeerd onzichtbaar voor hem te zijn, nu is ze het, en het voelt alsof ze dood is.’

Eigenlijk zou Amber tot de andere familie Klein willen behoren, een oom en tante met hun zoontjes, die aan de overkant van de straat wonen. Daar is geen ruzie, heerst geen beladen stilte en kan iedereen tijdens het eten zijn/haar verhaal doen zonder bang te zijn een klap of een scheldkanonnade over zich heen te krijgen. Zoals er in het verhaal van Alice in Wonderland een verkeerde Alice (‘the wrong Alice’) en een goede Alice bestaat, zo is er in het ondermaanse een goede en een slechte familie Klein.

De achtergrond van het boek wordt gevormd door een Darwinistisch idee van overleven: degene die niet opvalt, zich aanpast aan de omgeving en het sterkst is, is daartoe in staat. Telkens weer probeert Amber zich aan te passen, door te slijmen met de vader als zijn getreiter haar te erg wordt. Door een mooi cadeau voor hem te kopen van het voorschot aan zakgeld dat de moeder haar gaf. Maar dat mislukt, want ze verliest het geld ergens en kan het niet meer terugvinden. Ze geeft hem een vulpen die hij eerder zelf op straat had gevonden.

Het boek is sterk, zowel qua stijl en taalgebruik als qua inhoud. De lezer zou bij eerste lezing kunnen denken dat het wellicht nóg meer aan kracht en een strakkere compositie zou hebben gewonnen, als bepaalde subtiele detectiveachtige elementen er niet doorheen waren geweven. Zo blijkt de grootvader een verhouding gehad te hebben met een Spaanse vrouw waaruit een dochtertje geboren is. Dat meisje logeert tijdelijk bij de andere familie Klein wanneer haar moeder is overleden. Maar bij herlezing zal opvallen waarom het tweede verhaal er staat zoals het er staat: een verhaal dat à la Shakespeare is ingevoegd, zoals het kind van de grootvader en de Spaanse vrouw wordt ingevoegd in de bloedverwantschap van de andere familie Klein. Terwijl Amber juist los van de knellende familiebanden probeert te komen. Dat lukt haar even, als ze geruime tijd bij de zieke oma logeert om die te kunnen helpen. Dat komt goed uit, op het moment dat haar eigen moeder overspannen is en de vader niet met haar spreekt. Maar dan sterft ook de oma. Niets blijft Amber bespaard.


De andere familie Klein

Auteur: Marieke Groen
Verschenen bij: Thomas Rap
Aantal pagina’s: 240
Prijs: € 18,90

Omslag De andere familie Klein - Marieke Groen
De andere familie Klein
Marieke Groen
ISBN: 9789400402805

Om Literair Nederland draaiende te houden, zijn wij afhankelijk van vrijwillige bijdragen. U kunt ons steunen via de rode knop. Waarvoor onze hartelijke dank!

Meer van Els van Swol:

Een uitdaging

Een uitdaging

Over 'Eenling zijn. Een filosofische uitdaging' van Rüdiger Safranski

Recent

Suikerklontje in een glas heet water
8 december 2023

Suikerklontje in een glas heet water

Over 'Ik zeg geen vaarwel' van Han Kang
Een onuitgepakte koffer in elke hartkamer
5 december 2023

Een onuitgepakte koffer in elke hartkamer

Over 'Goudjakhals' van Julien Ignacio
Filosoferen over Dood en Leven
2 december 2023

Filosoferen over Dood en Leven

Over 'Jij en de Dood' van Elisabeth Helland Larsen
Vermakelijk absurdisme in verhalenbundel vol liefde
1 december 2023

Vermakelijk absurdisme in verhalenbundel vol liefde

Over 'Een stroopgraf voor de bij' van Tom Hofland
Waanzinnige necrologie over Von Neumann
28 november 2023

Waanzinnige necrologie over Von Neumann

Over 'De MANIAC' van Benjamín Labatut

Verwant