Een titel uit 1999 van de Franse schrijfster Marie Darrieussecq is vertaald. ‘Mal de mer’ werd ‘Zeewee’, hoewel voor ‘Zeezucht’ ook wel wat te zeggen was geweest. Een bijzondere leeservaring: alsof je tegen de zon in kijkend probeert te zien wat er aan de hand is.
Zeewee is nauwelijks een verhaal. Een vrouw haalt bij haar moeder haar dochtertje (‘de kleine’) op en verdwijnt. Naar zee. Eerst dicht bij huis, later naar een studioappartement in een zuidelijke badplaats. ‘De kleine’ eet ijsjes en leert zwemmen, de vrouw bakt in de zon en papt aan met de zwemleraar-slash- surfhunk. Haar ex huurt een privédetective en haar achtergebleven moeder wordt verzorgd in een kuuroord met thalassotherapie. En zijn nog wat verwikkelingen (maar niet veel) en het slot is onverwacht onthutsend, hoewel zo terloops opgeschreven dat je er overheen leest als je niet oppast.
Een blinde vlek
Zeewee gaat niet over emoties en trauma’s, hoewel een migraine-aanval van de vrouw of een kwade droom van ‘de kleine’ zich lenen voor zo´n interpretatie. Het is geen zedenschets, familieroman of speurdersverhaal. De voorgeschiedenis van de verdwijning wordt niet uitgesponnen, de emotionele knopen niet ontward. Het gaat over waarnemen en het opschrijven daarvan. Zodanig opschrijven misschien wel, dat ook de lezer de wezenloosheid, vervreemding en desoriëntatie van de hoofdpersonen ervaart. Neem bij voorbeeld de detective, op zoek naar de vrouw. Met haar foto in de hand stelt hij zich voor dat hij haar weet te achterhalen en haar dan zal aanspreken, en vervolgens wat hij dan denkt te zullen zien: ‘… als je goed kijkt, dat wil zeggen als je het automatisme van je hersens even blokkeert, de compenserende werking van je hersens om het gezicht van een vrouw te zien […] dan zie je dat gezicht, bijna eenogig, een blinde vlek op de iris van het rechteroog, het andere oog vreemd verplaatst door een lok die in deze kadrering afgeplat midden op het voorhoofd valt; en die houw van de zon, die een litteken maakt op het ooglid maar ook doorloopt over de neus, een laatste ronde lichtspat valt op de mondhoeken, en maakt een abrupt eind aan de krul van een glimlach, zodat de mond wankel, onaf blijft.’
Omgekeerde evolutie
Een gewelddadig proces heeft de samenhang der dingen ondermijnd, zo lijkt het. De vrouw is ‘bijna eenogig’, het andere oog is ‘vreemd verplaatst’, een ‘houw van de zon’ heeft een litteken achtergelaten en de mond blijft ‘wankel, onaf’. Een familie valt uiteen en daarmee alles wat er te zien valt. Of: iedere vorm van samenhang moet moeizaam veroverd worden op een continu proces van desintegratie, of het nu gaat om familiebanden, toekomstplannen of het lezen van een tekst als Zeewee. Of over de natuur, maar daarover later meer.
Terwijl de detective zijn moeizame zoektocht voortzet en vrouw en kind op het spoor komt, zinken de hoofdpersonen weg in een soort regressie – alsof ze de evolutieladder afdalen. Het leven wordt gereduceerd tot rondhangen op de grens van land en water: zwemmen, zonnen, eten, drinken en dromen, in afwachting van wat dan ook. Als de kleine zwemt wordt ze een kreeft, de moeder van de vrouw verandert tijdens haar algenmassage in een zeewezen. Het doet denken aan het gedicht ´Ik draai een kleine revolutie af’ van Lucebert: ‘ik ben niet langer van land / ik ben weer water / ik draag schuimende koppen op mijn hoofd.’ De wezenloosheid weerspiegelt zich in het perspectief, waarbij je alleen maar waarneemt door de ogen van een ‘ik’ – alleen is dat steeds een ander: nu eens ‘haar moeder’, dan weer ‘de kleine’, de detective, de verhuurder van het appartement of de ijscoman. Als lezer weet je nauwelijks meer wie je bent.
Walvissen als kathedralen
De personages in Zeewee zijn weinig actief, en wat ze doen valt het in het niet bij het natuurgeweld dat hen omgeeft. De zee manifesteert zich als een bolle zwarte dreiging bij nacht, een kolkende massa vuurrode mondjes bij storm en is soms alleen maar ´vrij vormeloos, als een elastisch pulserende ader´. De brandingszone is een verslindende holte die je meezuigt naar de ingang van de zeebodem. Van de kliffenkust vallen enorme rotsblokken naar beneden. Het is de breuklijn tussen twee werelden: de ene van de mensen, met hun dingen, huisjes, boulevards en auto’s, de andere leeg, een afgrond afgedekt door een staalblauwe zee, waar in de diepte steden en schepen zijn verzonken en monsters huizen: walvissen als kathedralen, en haaien geen verschil zien tussen een zeehond en een surfplank. De zon hangt daar genadeloos boven en bepaalt hardhandig wat zichtbaar is en hoe; wat verblindend schittert en wat verdwijnt in een slagschaduw.
Het leidt tot heftig proza, op het hallucinante af: ‘Ze trekt het gordijn opzij, de zon verplettert de straat. Er staat een boom, hartverscheurend, waardoor je weet dat er bomen bestaan en dat je om te ademen alleen maar onder hun bladeren hoeft te lopen: alleen maar je hoofd achterover hoeft te buigen naar hun licht golvende water om te drinken.’ Je gaat er in mee, of je staat aan de kant, een tussenweg is er niet.
Het einde is zoals gezegd, nogal onthutsend, vooral omdat het als het ware in het voorbijgaan wordt verteld. Het menselijk drama wordt gereduceerd tot een bijverschijnsel van onverschillig kosmisch geweld. Zeewee is best hermetisch maar ook tamelijk indrukwekkend. En heel goed vertaald.
_______________________________________
Zeewee is een proza-uitgave in de ‘Franse reeks’ van uitgeverij Studio 3005, die vooral aan de weg timmert met fraaie poëzieuitgaven in kleine oplage met meestal prachtig ambachtelijke omslagen. Ook Zeewee heeft een fraaie kaft: een zeeiige aquarel, opvallende titelbelettering en verzorgde typografie in toepasselijke vrije regelval (het proza neigt immers naar poëzie), uitgegeven in een exclusieve oplage van 700 exemplaren voor een doodgewone prijs.
2 reacties
Beste Joost, je schrijft: “‘Mal de mer’ werd ‘Zeewee’, hoewel voor ‘Zeezucht’ ook wel wat te zeggen was geweest.”
En gewoon: “zeeziekte”; had dat ook gekund? Dat is namelijk de normale vertaling van deze Franse term. Elke Fransman die deze term ziet, zal denken aan wat wij zeeziekte noemen. Het begrip vertalen als ‘zeewee’ of ‘zeezucht’ wijst op een bepaalde interpretatie door de vertaler. Met name de laatste. ‘Zeezucht’ lijkt op zich niet onlogisch gezien het verhaal zelf, maar hebben we het hier over een ziekte of een verlangen?
Kortom: als vertaler zou ik me hebben gehouden aan de letterlijke vertaling. Het lijkt me niet onwaarschijnlijk dat de schrijver dit ook zo bedoeld heeft. Een verlangen kan ook ziekelijk zijn, tenslotte.
Beste Hans,
Je hebt gelijk. Dank voor je commentaar.
Vriendelijke groet,
Joost van der Vleuten