Het is alsof ze aan tafel zit met een kennis die naar haar luistert. Een tafel waar midden in de nacht licht op valt. Met dit verschil, dat ‘ze’, de ik-figuur Heleen, ter observatie is opgenomen in een – zoals dat toen heette (De biecht dateert uit 1930) – zenuwkliniek. De ‘kennis’ is een nachtzuster die zwijgt en waarschijnlijk ook niet echt luistert. Ze kijkt haar alleen even aan als Heleen het heeft over Hannes of Lientje.
Marianne Philips (1886-1951) schreef de monologue intérieur op die Heleen gedurende twee nachten vertelt. Als socialistisch politica en schrijfster geeft ze een realistisch inkijkje in het leven van een meisje uit een arbeidersgezin dat zich weet op te werken en vervolgens in een psychische crisis terecht komt.
Zwijgen is pijnlijk
Heleen vertelt haar levensverhaal aan de nachtzuster in de kliniek waar ze is opgenomen. Gaandeweg komen we erachter, dat Lientje haar jongste zusje is, een nakomertje, ‘zo’n plat week kindje (…) dat gereden moest worden tot het stevig en lastig werd en op het bankje ging klimmen’. Heleen vertelt dat ze een vreselijke jeugd heeft gehad. ‘In die tijd heb ik ook geprobeerd om me te vergiftigen. Ik heb alle luciferkoppen uit een heel doosje lucifers opgegeten (…). Ik heb alleen maagpijn gehad.’ Ook komen we er achter dat Hannes haar man was en ‘het einde van alles’ betekende.
Misschien gaat het er niet eens zozeer om dat er naar Heleen wordt geluisterd maar meer dat ze haar verhaal kwijt kan. Om bijvoorbeeld te bewijzen dat ze niet helemaal gek is – omdat zwijgen pijnlijker is – om dát te vertellen wat ze niet wil vergeten, één keer in haar leven en van a tot z.
Lientje
Ze vertelt over haar dreinende en huilende zusje, geplaagd door een darminfectie en die haar ouders met de wieg naast haar bed zette zodat zij op haar kan letten. Herinneringen die boven lijken te komen door juffrouw Thysselt in de kliniek, een vrouw die de hele dag huilt en zegt dat ze o zo dom is geweest. Juffrouw Thysselt had de keus gehad, maar niet gegrepen. Omdat ze meende dat haar levensweg was uitgestippeld. Heleen had daarentegen wel gekozen, was uit huis naar de grote stad gegaan. Welke wordt niet genoemd, waardoor de roman iets universeels heeft. Ze wordt verkoopster in een chique herenmodezaak. Dat wil zeggen: ze is iemand met aanleg om tot verkoopster uit te groeien, maar verdient eerst niet meer dan tien gulden per maand. Bij de winkel Camelot even verderop, verdient ze als chef van de afdeling met luxeartikelen honderd gulden per maand.
Ook hier toont zich haar afkomst: ‘Ik was (…) niet hoog genoeg om vrij te kiezen. Ik zat voorgoed vast aan het gewone leven dat iedere dag terugkomt (…). Doodgewoon, het leven dat terugkomt zonder onze wil en ons opgebruikt.’
Ze voelt zich, nog geen dertig jaar, oud. ‘Mijn leven was klaar en stond stil.’ Deze visie lijkt voort te komen uit de tijd waarin Philips De biecht schreef. Het heersende sociaal determinisme waarin de sociale omgeving het individu bepaalde. De auteur knaagt op verschillende manieren, tevergeefs lijkt het wel, aan die gedachte: Heleen trouwt bijvoorbeeld met een man met een goed inkomen, maar het huwelijk houdt geen twee jaar stand.
Hannes
Over Hannes komen we te weten dat hij de gymnastiekmeester was van Lientje. Heleen vat liefde voor hem op en is ‘tegelijk o zo vreselijk bang’ dat ze ‘hem kwaad zou doen.’ Telkens weer valt er een schaduw, een dreiging over haar geluk. Heleen voelt zich schuldig en schaamt zich ervoor dat ze met Hannes geen kinderen krijgt. Ze hunkert naar de tijd waarin ze gelukkig waren. Een gedachte die inherent is aan het denken van mensen die het gevoel hebben niet veel waard te zijn, iets waar Heleen zich ook regelmatig over uitlaat. Het is een gevoel van verveling en droefheid dat haar bekruipt, wat je spleen of melancholie zou kunnen noemen – evenzeer als het sociaal determinisme, is dit kenmerkend voor de tijd waarin dit boek speelt.
In dit boek speelt de gedachte dat het leven uit scherven bestaat. Heleen hoopt dat Gods hand die scherven op hun plaats zal leggen, maar raakt ervan overtuigd dat dit niet gebeurt en dat ook God, net als de nachtzuster tegen wie ze haar verhaal vertelt, zich in stilte hult. Ze zal zelf de scherven aaneen moeten voegen maar dat lukt haar niet. En als dit bewustzijn te dichtbij komt, maakt ze zich ervan af met een grapje. Lientje, die met haar zwakke gezondheid bij Heleen en haar man Hannes inwoont, werpt haar voor de voeten dat ze eigenlijk een narcist is, vol zelfmedelijden.
Indrukkwekkend en actueel
De biecht is een prachtige, indrukwekkende roman die in die jaren niet onverdeeld gunstig werd ontvangen. Soms valt negatieve kritiek en lof samen, zoals in een recensie van Jan Greshoff. Het klopt dat er slordigheden in het boek zijn te ontdekken, in de zin dat de feiten niet altijd met elkaar overeenkomen. Daar staat echter veel tegenover dat een heruitgave rechtvaardigt, tegelijk met de heruitgave van Philips’ De zaak Beukenoot. Het boek blijkt nog steeds actueel en leest als een aanklacht tegen de psychiatrische zorg. Ook is het een uiting van een verborgen en zwijgende God en bovendien het idee van een volslagen vrije wil tot op zekere hoogte wordt betwijfeld. Maar vooral om de manier waarop Philips het verhaal van Heleen, Lientje en Hannes langzaam ontvouwt en de dreiging die erboven hangt voelbaar maakt.
In het toenmalige Boekenweekgeschenk De zaak Beukenoot (1950) valt Marianne Philips de Nederlandse rechtspraak aan. Er wordt een officier van justitie neergezet met ‘vierkante schouders [die] de toga vulden en [een] hals [die] zijn vlezige kop verder omhoog hief’. Twintig jaar later dan De biecht is de sobere stijl gebleven, alleen wel wat feller geworden, terwijl onderliggende thema’s als het verzet van de kleine man tegen de macht hetzelfde zijn gebleven. In dit geval komt ‘voor iedere gedetineerde het kritieke ogenblik waarop hij niet langer kan zwijgen en praten moet’ (De zaak Beukenoot). Zoals dat ook voor Heleen opging. En voor de schrijfster zelf, die verhaalt over de arbeidersklasse en van wie bekend is dat zij ongeveer in dezelfde tijd dat ze haar psychologische roman De biecht schreef in analyse is geweest. We danken er twee prachtige boeken aan.