‘Ik heb mijn volwassen jaren besteed aan het verzamelen van verschillende modussen van Zwarte feministische woede’, schrijft Margo Jefferson in haar memoir Het bouwen van een zenuwstelsel. Ze voegt daar nog aan toe: ‘Ik koesterde ook de kleine, geconcentreerde dosis ongenoegen of woede: de zin die, als een injectiespuit, richtte, doorboorde, zijn gif inspoot en zich bruusk terugtrok.’ Jefferson zet zich aldus neer als iemand met een kartelige persoonlijkheid. Waarbij de vraag opkomt of (gerechtvaardigd) activisme een mens gelukkiger maakt, vriendelijk zullen sommige mensen je in ieder geval niet per se vinden. Er zijn twee belangrijke redenen om Jeffersons tekst te lezen, om haar stijl en haar stellingname. Criticus en professor aan de universiteit van Colombia Margot Jefferson (1947), ontving voor haar literaire kritieken en culturele analyses de Pulitzer prijs en de National Book Critics Circle Award.
Haar stijl is uitstekend, ook in de vertaling van Jenny Mijnhijmer. Zo typeert Jefferson een periode uit haar jeugd, ‘Middelbare school: de jaren zestig beginnen. Hakken, geen instappers, Tampax, geen Kotex, rechte rokken die benadrukken wat plooirokken dempen: je kont en je dijen.’ Een beeldende beschrijving die de leefwereld van een opgroeiend meisje in de jaren zestig goed weergeeft. Over het zwarte lichaam van danseres Josephine Baker schrijft ze, ‘Het zal een mobiel leger van metaforen worden dat Afrika, de Caraïben, Amerika en Europa oproept; stoeiend met de grenzen tussen modernisme en primitivisme, tussen hoge en lage kunst, beschaving en wreedheid. Het zal een waardevol, uniek symbool worden van de wereldwijde kunsthandel in Zwarte lichamen en zielen.’ Stijl en stellingname mengen zich hier, dat is duidelijk. En juist die felheid maakt de tekst stilistisch de moeite waard, al vliegt Jefferson echter wel eens uit de bocht. Zo typeert ze een personage uit een roman van Willa Cather als volgt: ‘Dr. Archie is een goede man en een soort eunuch.’ In een dergelijke cynische opmerking zit een agressie die dichtbij misandrie (mannenhaat) komt.
Onconventionele aanpak
De aanpak van haar memoir is onconventioneel. Wie iets over haar leven te weten wil komen, komt bedrogen uit. Het gaat voornamelijk over racisme en de vormen die dat kan aannemen, over de cultus van (als esthetisch voorgesteld) witheid ook, die Jefferson, met misschien iets te goed ontwikkelde voelsprieten op het gebied van racisme, ontwaart in het werk van de genoemde Willa Cather.
Jefferson, die eerder opzien baarde met haar memoir Negroland, laat indringend zien hoe zwarten achtergesteld werden en nog steeds worden. Ze zouden hun plaats moeten kennen in de door witten gedomineerde Amerikaanse cultuur. Ze dwingt de lezer met haar tekst tot zelfonderzoek en zelfkritiek. Het is natuurlijk zo dat ieder mens enige intolerantie in zich heeft (Jefferson inbegrepen). De recente wens van Nederlanders om witte vluchtelingen uit Oekraïne op te vangen, maar geen niet-witte (wat door sommige psychologen op niet overtuigende wijze werd vergoelijkt in de media) zou mensen hun eigen vooroordelen moeten doen bevragen.
De thematiek op scherp
Je niet defaitistisch neerleggen bij eigen tekortkomingen, maar deze actief bestrijden. In die zin moet een leven lang de strijd aangegaan worden. Dat is een les die uit een tekst over ‘het witte verrukkingsmotief’ als die van Jefferson getrokken kan worden. Een dergelijke les zijn weinig (witte) politici en opiniemakers geneigd ter harte te nemen, men doet iets wat veel gemakkelijker is: onderbuikgevoelens activeren. ‘Want dat zijn ook gevoelens,’ alsof dat een argument is. Als opinie-onderzoek uitwijst dat xenofobie wijd verspreid is dan kun je als politicus ervoor kiezen die xenofobie aan te zwengelen of te bestrijden. De keuze die daarin gemaakt wordt, zegt veel over de visie van de mens.
Jefferson gaat ook in op wat ‘zwart denken’ wordt genoemd. Ze weet niet wat dat precies zou moeten betekenen, ‘behalve dat het een bedreiging lijkt te vormen voor mensen die, neem ik aan, “wit” denken.’ Ze verzucht, ‘O , de opportunistische onschuld van witheid! Het kan één ding, uitsluiting, met zoveel andere namen benoemen. Deugdzame namen als “traditie” en “esthetiek.”’ Met dergelijke formuleringen zet Jefferson de thematiek op scherp. Het bouwen van bruggen lijkt haar niet te passen. Misschien is het dergelijke polariserende meningsvorming wat nu nodig is. Hopelijk in de toekomst niet meer, zodat er meer sprake kan zijn van toenadering.