De beste thrillers komen uit Scandinavië. In Stieg Larssons bloedstollende Millennium-trilogie bestrijdt journalist Michael Blomkvist de misdaad: hij rolt een machtig concern met nazisympathieën op en onthult de betrokkenheid van Zweedse gezagsdragers bij vrouwenhandel. Een glansrol is weggelegd voor één van de sterkste vrouwen over wie ooit geschreven is: Lisbeth Salander, de rechterhand van Blomkvist. Zij is als kind ernstig beschadigd, omdat menig curator en psycholoog zich seksueel aan haar vergreep. De discussie over het literaire gehalte van dit tot op heden zeer actuele drieluik duurt weliswaar voort, tijdens het lezen blijft geen nagelbedje onaangetast.
In Het licht is hier veel feller kiest de Oostenrijkse schrijver Mareike Fallwickl een andere, vaker bewandelde weg. Niet een geëngageerde journalist, maar verzuurde vrijgezel met een writer’s block is de hoofdpersoon, Maximilian Wenger. Ook dochter Zoey en een mysterieuze brievenschrijfster die Wengers schrijfdrift reanimeert, krijgen een stem. Het licht is hier veel feller is tweeslachtig, voor een roman te eendimensionaal en hashtaggerig, voor een thriller is er te weinig spanning en daarbij wil het boek literair zijn. Met de nadruk op ‘willen’. De opbouw voelt plichtmatig en voorspelbaar aan. In een poging haar mannelijke hoofdpersoon te sparen bagatelliseert ze de #metoo-discussie. En dat Zoey’s broertje Spin het aardigste personage is – een jongen die brandsticht in de zomerse villa van zijn ouders – helpt ook niet bepaald mee.
Achtbaan blijkt draaimolen
Fallwickls hoofdstukken lopen af van tien naar nul. Toch verloopt het verhaal in chronologische volgorde, op wat flashbacks na. Het boek anticipeert op een waanzinnig slotakkoord, waarin Wengers dubieuze verleden, de verkrachting van Zoey en de onmogelijke romance van brievenschrijfster Marlen, tot uitbarsting komen. Die climax blijft uit. Fallwickl verdeelt ieder hoofdstuk keurig in drieën en weigert dit stramien te doorbreken. Eerst mag Wenger zijn frustraties uitwasemen over zijn vergane glorie, ‘Niemand kreeg nog een halve pagina in de kranten, tenzij hij een donkere huid had en over rassenstrijd schreef.’ Vervolgens leest hij een brief van de beter schrijvende Marlen en dan sluit Zoey het hoofdstuk af met hashtags, klef als een apfelstrudel, #newhorizons, #nevermind, #loveofmylife.
De boeiende perspectiefwisseling geeft stof tot nadenken. Fallwickl schrijft over Wenger vanuit een hij-perspectief, terwijl Zoey en Marlen hun ervaringen vanuit de ik-vorm meedelen. Hiermee schept Fallwickl enerzijds afstand tussen het lezerspubliek en de man, anderzijds wekt ze medeleven op voor de vrouwen, beiden slachtoffers van seksueel geweld. Het boek stuurt aan op ‘female empowerment’ en uitgerekend de vrouw met de minste spreektijd, Marlen, vindt de juiste woorden: ‘Ik zou mijn tong willen afsnijden en hem boven je willen uitdrukken, zodat alles op je druppelt wat ik niet zeggen kan.’ Het is een gemis dat Fallwickl Marlen niet meer pagina’s geeft, al legt Zoey ook de vinger op de zere plek: ‘Je mag echt helemaal niets meer’, schrijven veel kerels, ‘je wordt al veroordeeld als je gewoon de deur openhoudt voor een vrouw,’ en altijd als ik zoiets lees, hoor ik (…) de stem van papa.’ En diezelfde papa krijgt de meeste spreektijd.
Boys will be boys
Aanvankelijk treffen we Wenger aan in een roemloze toestand: in zijn meubelloze woning, pornokijkend met de erectie van een castraat. Meer vernedering verdient een voorheen gevierde auteur niet. Als echter duidelijk wordt hoe hij met het andere geslacht omgaat, mag hij van geluk spreken er zo genadig vanaf te komen. Zijn ex-vrouw Patrizia, de moeder van beide kinderen, bezwangert hij, zodat haar carrière minder glansrijk dan de zijne blijft. Bij een etentje met zoon en dochter noemt hij een lachende vrouw aan de aangrenzende tafel een slet, hij heeft tijdens zijn huwelijk vele affaires en sneert op de Frankfurter Buchmesse dat vrouwen berekenende hoeren zijn. De reactie van zijn literair agent? ‘Geen spat veranderd, die Maximilian. Dezelfde grote bek als altijd.’ Bovendien krijgt hij bij een Tinder-afspraak de neiging zijn 27-jarige date te bespringen terwijl zij dat niet wil en drukt hij de oproep van Zoey weg, die net verkracht is. Zijn excuus is dat hij zijn inspiratie heeft hervonden, nota bene dankzij de prachtig beschreven briefvellen van Marlen. Wanneer zijn kinderen hem confronteren met zijn gedrag, schiet Wenger in de verdediging: ‘”Waar zie je me voor aan, een beest?” Spin laat de vraag onbeantwoord, en dat is erger dan welk antwoord dan ook.’
Met zulke passages geeft Fallwickl haar hoofdpersoon een corrigerende tik, waar hij een flink pak slaag, zo niet een trap voor zijn kloten verdient. Ze moet halverwege het boek hebben gedacht dat een expliciete karaktermoord of afrekening met Wenger te moraliserend zou zijn. Te feministisch, te zuur. Nu is het vooral te lief. Hij maakt namelijk geheel tegen verwachting in een stormachtige comeback met een verhaal over misbruik en steelt de harten van het overwegend vrouwelijke lezerspubliek, hetgeen zijn status als sekssymbool in ere herstelt, ‘In bed schrijft hij de vrouwen.’ Hugo Claus deed dat met Ik schrijf je neer een stuk beter. Tot overmaat van ramp vindt Wenger het nodig dé grootmeester uit de Germaanse literatuur te citeren, wanneer hij in discussie is met een Vice-journaliste die hij te links vindt: ‘‘Dat is de mentaliteit van het gedogen, zoals Robert Musil al heeft beschreven.’ / ‘Wie?’ / ‘Dat was een Oostenrijkse schr… ach, weet je wat, googel hem gewoon.’’ Zo genadeloos als Robert Musil in De man zonder eigenschappen afrekent met de zelfgenoegzaamheid van de Weense jetset, zo kritiekloos portretteert Fallwickl een arrogante vrouwenhater als miskend genie. Ik betwijfel of Musil vereerd is te worden geciteerd in een vertelling die de chicklit maar nauwelijks ontstijgt.
Achtergelaten kinderen
In de scènes van Spin en Zoey schittert de roman. Spin haalt Zoey weg uit het bos waar zij is verkracht. Vader was bezig zijn schrijverschap te redden en moeder moest op Instagram een vegan smoothie posten in Los Angeles. Haar broer is de enige die haar begrijpt. En zij alleen begrijpt hem. Als ze bij elkaar in bed liggen, zoals vroeger, staat geschreven, ‘We zijn nog steeds dezelfde, en de pijn is dat ook. (…) ‘‘Mario,’’ zegt hij zacht, ‘‘Mario heeft gezegd dat hij van me houdt.’’ Pas nu voel ik dat mijn broer trilt.’ Even presteert Fallwickl wat Niccolò Ammaniti met Ik en jij presteerde: de eenzaamheid van achtergelaten kinderen verwoorden.
Zij die gebruikt en verlaten worden, zijn de ware helden van deze vertelling. Het is dan ook een hard gelag dat haar meest dominante personage, Wenger, diezelfde verlatenheid bij meerdere mensen veroorzaakt én de gebrokenheid afdoet als aanstellerij. Fallwickl had meer tekst kunnen reserveren voor de vrouwelijke stemmen, maar ze laat liever de misstappen van de machoman onderbelicht. ‘Het licht is hier veel feller’, jammer dat het licht de verkeerde kant op schijnt.