Om elke irritatie die zou kunnen ontstaan bij het lezen van de titel weg te nemen, is het belangrijk om twee zaken te vermelden. Allereerst slavernij bestaat nog steeds! Auteur Jerry Toner: ‘Maar voor we onszelf op de borst kloppen over onze vooruitgang, is het goed te bedenken dat slavernij, ondanks de illegaliteit ervan in alle landen ter wereld, toch op brede schaal blijft bestaan. Dat is tragisch. De NGO Free the Slaves schat dat 27 miljoen mensen onder bedreiging van geweld gedwongen worden te werken. Ze worden niet betaald en hoop op ontsnapping hebben ze niet. Er leven vandaag de dag in onze wereld meer slaven dan er in het Romeinse Rijk op enig moment zijn geweest.‘
Ten tweede hebben we hier natuurlijk niet echt te maken met een handleiding ‘Hoe houd ik zo efficiënt en succesvol mogelijk slaven?‘. Maar daar lijkt het wel op. De beroemde historica Mary Beard, die het voorwoord schreef, merkt op dat als dit boek tweeduizend jaar geleden was verschenen, het in de top tien van managementboeken zou hebben gestaan. Volgens haar is Marcus Sidonius Falx zeer betrouwbaar waar het gaat om een voor Romeinen belangrijk onderdeel van hun traditie: het managen van slaven.
Wat dit boek ons, een ‘niet-Romeins publiek’, ‘lezers uit een barbaars volk’ (aldus Falx) laat zien, is dat het hebben van slaven bij de Romeinen (en Grieken) misschien wel een van de meest normale zaken was die men zich kon voorstellen. Was Marcus Sidonius Falx niet een verzinsel geweest, dan zouden we hier te maken hebben met een onvervalst, zeer waardevol document van de hand van een rijke grootgrondbezitter die dagelijks omging met slaven van allerlei soort.
Marcus Sidonius Falx mag dan niet bestaan hebben, grootgrondbezitters zoals hij hebben wel degelijk bestaan en de ideeën die hij in dit boek verkondigt, werden door iedereen in de Romeinse (en Griekse) oudheid gedragen.
De schrijver Jerry Toner heeft een goed en prettig leesbaar, populair-wetenschappelijk boek geschreven; hoewel hij alle mogelijke authentieke documenten en wetenschappelijke studies bij dit werk gebruikt heeft, is het boek verre van saai. Dat komt omdat hij zelf de rol van commentator op zich genomen heeft en Marcus Sidonius Falx het woord laat doen. Deze Marcus, van adellijke afkomst, lid van een oud senatorengeslacht, diende vijf jaar lang eervol in het zesde legioen, waarna hij terugkeerde naar Rome om zijn zaken te behartigen en zijn uitgestrekte landerijen in Campanië en de provincie Africa te beheren. Zijn familie bezit al talloze generaties heel veel slaven; hij is dus de aangewezen persoon om iets te vertellen over het fenomeen (slaven) dat zo essentieel was ‘dat het bij niemand ook maar opkwam dat het misschien ook niet kon bestaan. Slaven bezitten was de normaalste zaak van de wereld. Jammer genoeg weten we niet wat de slaven zelf dachten: hun mening deed er niet toe. Over wat hun meesters over hen dachten, weten we echter veel.‘ Marcus/Jerry kent zijn ‘klassieken’: wat Marcus in zijn handboek schrijft, heeft hij gehaald uit teksten van beroemde tijdgenoten van hem, zoals Cicero, Petronius, Plinius de Oudere, Plinius de Jongere, Seneca.
Marcus’ handboek is opgebouwd uit niet al te lange hoofdstukken, in totaal elf. In elk hoofdstuk spreekt hij over een aspect waar de ‘heer en meester’ rekening mee moet houden bij het managen van slaven. Nadat Marcus meestal op vermakelijke en ook leerzame wijze zijn verhaal heeft gedaan, geeft Toner een kort, beargumenteerd commentaar hierop. Tevens vermeldt hij meteen vrij gedetailleerd de authentieke bronnen waaruit Marcus zijn wijsheid haalt. Ook zonder deze vermelding zou een oud-gymnasiast kunnen merken dat Marcus put uit dezelfde brieven, beschrijvingen, verhalen en anekdotes als die hij zelf ooit heeft moeten bestuderen.
Het eerste hoofdstuk is gewijd aan het kopen van slaven. Van belang was de functie die de slaaf moest gaan vervullen. Een veldslaaf had andere kwaliteiten nodig dan een huisslaaf. Slaven die met hun meester onder één dak woonden en persoonlijke diensten moesten verrichten, werden met grote zorg gekozen. Verder moest de koper goed opletten bij welke slavenhandelaar hij zijn slaven kocht en ‘de verkoper vragen dat de slaaf zich ontkleedt. Die verkopers zijn een hoogst onbetrouwbaar mensensoort. Ze proberen vaak met kleren gebreken letterlijk toe te dekken. Een lange tuniek moet dan bijvoorbeeld X-benen verbergen, en kleren met stralende kleuren leiden de aandacht af van zwakke, schriele armpjes.‘ Van bijzonder belang was de keuze van een goede voedster, want, zo betoogt Marcus, deze vrouw zal vaak de eerste zijn die door jouw kind mama genoemd zal worden. ‘Als babysit voor mijn kinderen gebruik ik graag slavenkinderen die ik zelf met mijn eigen slavenvrouwen heb. De slaven die het dichtste bij jou als meester staan, zijn zij die in je jeugd voor jou hebben gezorgd.‘
In het hoofdstuk over de manier waarop de eigenaar het beste uit zijn slaven kon halen, staat een lange ‘checklist van de plichten van je beheerder, zodat je kunt nagaan of hij doet wat jij wil dat hij doet.‘
In het hoofdstuk ‘Slaven en seks’ staat de aanbeveling slaven toe te staan een gezin te stichten, omdat dat naast stabiliteit, ook andere voordelen biedt. Het houdt de slaven tevreden en ze zullen harder werken om hun vrijheid te verdienen. Ouders van slavenkinderen zullen minder snel geneigd zijn om weg te lopen.
In het hoofdstuk ‘Wat is een goede slaaf?’ gaan commentator en Marcus meer op de filosofische toer. Het is een inwijding in de denkbeelden van het stoïcisme aan de hand van een aantal teksten van de Romeinse filosoof Seneca (opvoeder van de latere keizer Nero). Volgens deze leer is het gegeven dat een slaaf een slaaf is niet relevant. Wat telt is of iemands ziel ‘vrij’ is. Het gaat dus om het innerlijk en niet om de status. ‘Vrijwillig’ slaaf zijn van bijvoorbeeld seks of eten of bezit, dát maakt iemand pas werkelijk tot een slaaf.
Ook is er een hoofdstuk gewijd aan het bestraffen van slaven, over wat daarbij wel en niet geoorloofd is. Extra aandacht gaat uit naar de bestraffing van weggelopen slaven. In dit hoofdstuk vertelt Marcus het bekende verhaal van ‘Androcles en de leeuw’. De slaaf Androcles had om te ontsnappen aan de dagelijkse zweepslagen van zijn meester zijn toevlucht gezocht in de woestijn. In de afgelegen grot waar hij zich verborgen hield, strompelde een leeuw binnen. Androcles verwijderde een grote splinter uit de zool van de poot van de leeuw en verzorgde de wond goed. Drie jaar deelden zij daarna de grot en het voedsel. Wanneer hij later in Rome voor de wilde dieren, i.c. deze (inmiddels gevangen) leeuw, gegooid wordt, weigert de leeuw hem te verscheuren, vlijt zich aan de voeten van de man: een hartverscheurend tafereel!
Slavenopstanden bleven, aldus Marcus, gelukkig zeldzaam. Dat een slavenopstand voor de Romeinen hun grootste nachtmerrie was, zal duidelijk zijn. Het aantal slaven in een huishouding of op een landgoed was in veel gevallen vele malen groter dan het aantal vrijgeborenen. Een veel gehoorde uitspraak in dit verband was: ‘Tel je slaven en je weet hoeveel vijanden hebt.‘ Marcus: ‘Hoe betrouwbaar en loyaal jouw slaven ook mogen lijken, als ze de kans krijgen vrij te komen, grijpen ze die bijna allemaal. En dan ben jij de loser.‘ Natuurlijk komt in dit hoofdstuk de slavenopstand onder leiding van Spartacus (73-71 v.Chr.) uitgebreid ter sprake. Toner noemt in dit verband ook de film uit 1960 van Stanley Kubrick met Kirk Douglas in de hoofdrol en wijst op de gevaren van valse voorlichting.
Over het algemeen zou de weerstand van slaven in de keizertijd zich uiten in kleinigheden als leugens, bedrog, een ziekte voorwenden, ongehoorzaamheid op kleine schaal.
In het hoofdstuk ‘Slaven vrijlaten’ staat op welke wijze dat gebeurde, en dat het vrijlaten van slaven ook een normaal verschijnsel was. Overigens bleven slaven na hun vrijlating nog altijd in de invloedssfeer van hun ex-meester. Dat hield in dat hij nog steeds bepaalde opdrachten aan hen kon geven, maar ook dat de ex-meester verantwoordelijkheden tegenover zijn vrijgelatenen had.
Het kwam ook voor dat de relatie slaaf-meester zo goed was dat de slaaf liever niet vrijgelaten werd. (Sommige vrijgeboren dagloners hadden minder te besteden en te eten dan een slaaf in een stedelijk huishouden.)
In het laatste hoofdstuk merkt Toner op dat het niet klopt dat het christendom inherent positiever stond tegenover slaven dan andere antieke stromingen, zoals het stoïcisme. ‘We hebben de neiging te denken dat de lessen van het christendom de leefomstandigheden van slaven verbeterden. Maar uit de bewaarde bronnen blijkt niet dat christelijke eigenaren hun slaven beter behandelden dan heidenen. (…) Christelijke auteurs gaan ervan uit dat slaven zich immoreel zullen gedragen. De voorbeelden waarin christelijke auteurs het slechte gedrag van hun ‘kudde’ vergelijken met ‘het soort gedrag dat je normaal van slaven verwacht’ zijn dan ook talrijk.‘
Herkenning van een (al dan niet op school vertaalde) authentieke tekst kan een bron van vreugde zijn. Minder prettig, ja soms zelfs storend, is het om af en toe uit de mond van Marcus de bijna letterlijke tekst van een van Seneca’s Brieven te horen. Het taalgebruik van Seneca is immers zo anders dan Marcus’ alledaagse, tamelijk populaire manier van spreken.
Toner heeft met dit goed leesbare boek een belangrijke bijdrage geleverd aan de geschiedschrijving. Hij heeft gebruik gemaakt van heel veel authentieke teksten en door het als een handleiding voor ‘meesters-in-opleiding’ door een ter zake kundig man te presenteren, maakt de lezer van nu op een vanzelfsprekende manier kennis met alle ‘ins and outs‘ van de slavernij in de oudheid. Voor wie nog meer wil lezen over dit onderwerp heeft hij een lijst van boeken en artikelen toegevoegd.
Wie zich dus niet laat afschrikken door de titel, heeft na het lezen van dit boek, dat op vlotte en humoristische wijze is geschreven door het zeer deskundige ‘duo’ Falx/Toner, (in de goed leesbare vertaling van Patrick De Rynck) een compleet beeld van slavernij, een fenomeen dat eeuwenlang een wezenlijk onderdeel is geweest van de Romeinse maatschappij.
Handboek slavenmanagement
Auteur: Marcus Sidonius Falx, Jerry Toner
Vertaald door: Patrick De Rynck
Verschenen bij: Athenaeum, Polak & Van Gennep
Aantal pagina’s: 224
Prijs: € 19,99