Marcus Aurelius was heerser over het Romeinse rijk van 161 tot 180 na Christus. Hij ging de geschiedenis in als de keizer-filosoof, omdat hij stoïcijnse diepzinnigheden optekende en brieven vol wijsheid wisselde met zijn vrienden. Onlangs verscheen de 12e druk van zijn Persoonlijke notities, uit het Grieks vertaald en toegelicht door Simone Mooij-Valk. Dankzij de buitengewoon informatieve inleiding en toelichting kun je je verplaatsen in het denken en voelen van een Romeins keizer van tweeduizend jaar geleden. De vraag is: wat heeft die ons te melden?
Hij schreef voor één lezer en dat was hij zelf. Letterlijk heette zijn boek De tot zichzelf gerichte dingen, of zoals J.H. Leopold een dikke eeuw geleden trefzeker schreef: ‘Marcus Aurelius tot zich zelven’. De Persoonlijke notities bestaan uit twaalf ‘boeken’ van tussen de 8 en 15 pagina’s met korte notities. Daarin spreekt de auteur zichzelf vermanend, bemoedigend en bespiegelend toe, om zichzelf op het spoor te houden van de enige echte Stoïcijnse leer. Die Grieks-Romeinse filosofie (onder meer overgeleverd in fragmenten van Zeno, het zakboekje van Epictetus en de Brieven van Seneca) leert dat de mens zich ‘onaandoenlijk’ moet zien te maken voor de waan van de dag, de hijgerigheid van de publieke opinie en de verleidingen van het genot. Alleen zo kan de mens zich bevrijden van alles wat voorbij gaat, en een ‘goed’ leven leiden in overeenstemming met de ´Universele Natuur’ en zijn bestemming daarin. Dat de bestemming van Aurelius was om keizer te zijn van een wereldrijk zet de zaak daarbij aangenaam op scherp. Aurelius was een ‘goede’ keizer overigens: geen wreedheden (een paar in de arena geofferde Christenen daargelaten), verzoeningsgezind tegenover lieden die tegen hem in opstand kwamen, en volhardend in de strijd tegen barbaarse stammen die zijn rijk binnenvielen. Plichtsgetrouw, en tussen alle besognes door ook nog in staat filosofie te bedrijven en diepzinnigheden te noteren. Weer heel wat anders dan Nero, die bij nacht als hooligan de Romeinse straten onveilig maakte.
Doodsverachting en plichtsbetrachting
Steeds weer keren bepaalde noties terug in Aurelius’ aantekeningen. Het leven is kort. Iedereen sterft: je vijanden, je geliefden en jijzelf. Je druk maken heeft (dus) niet zoveel zin. De natuur wordt geordend en voortgedreven door de ‘universele natuur’ en de menselijke rede is daarvan een afspiegeling. Wees (dus) vooral redelijk, beheers je, accepteer de tekortkomingen van anderen, jaag geen genot na en negeer lichamelijke ongemakken. Al met al geen feestelijk dieet: een scheut ascese, een wolkje mindfulness, een snuifje doodsverachting en een eetlepel plichtbetrachting.
Wie de stoïcijnse filosofie als denksysteem wil omarmen kan misschien beter terecht bij Seneca en Epictetus. Maar juist de fragmentarische vorm, de kernachtige formuleringen en het feit dat het hier gaat om ‘filosofie in actie’ maken de Persoonlijke notities de moeite waard. Ook nu nog. Zo verwijst de Duitse filosoof Peter Sloterdijk in Je moet je leven veranderen geregeld naar Marcus Aurelius (om nog maar te zwijgen van de 16e-eeuwer Montaigne in zijn Essays). Sloterdijk citeert uit het Negende Boek om te bewijzen dat Aurelius een belangrijke stap zette in de vorming van het moderne bewustzijn door de ‘uitvinding’ van de scheiding tussen binnen- en buitenwereld: ‘De omstandigheden staan buiten de deur, helemaal op zichzelf. Ze weten niets van zichzelf en doen over zichzelf geen uitspraak. Wie doet dan wel een uitspraak over hen? Ons innerlijk kompas.’
Filosofie als sprong van Münchhausen
De Persoonlijke notities zijn een zelfhulpboek, maar alleen in letterlijke zin: de auteur probeert zichzelf te helpen, niet de lezer. Daardoor juist zijn de Persoonlijke notities een spannend verslag van de worsteling van de auteur met tekortkomingen en tegenslagen. Soms probeert Aurelius zich al filosoferend uit het moeras van zijn wanhoop te trekken: ‘De voorstellingen die je vaak hebt zullen ook de kwaliteit van je denken bepalen, want de ziel wordt door de voorstellingen gekleurd. Kleur haar dus onafgebroken door een reeks van voorstellingen bijvoorbeeld de volgende: Waar je kunt leven, kun je ook goed leven. Welnu, aan het hof kun je leven, dus kun je aan het hof ook goed leven.’ Af en toe lijkt zijn wereld te versplinteren onder zijn bespiegelingen. Hij roept zichzelf dan (letterlijk) tot de orde en zet zich af tegen genotzuchtige Epicuristen, die de wereld zien als een verzameling losse atomen. Het angstbeeld van een zinledig universum moet hem meer dan eens hebben bekropen –niet zo vreemd gezien de tijd waarin hij leefde: ‘Er is ofwel een mengelmoes van atomen die aan elkaar blijven haken en weer verstrooid worden, of eenheid, ordening en Voorzienigheid. Als het eerste het geval is, waarom verlang ik dan nog mijn leven te slijten in zo’n toevallig samengestelde wereld en zo’n warboel? Waarom maak ik me nog druk over iets anders dan er, hoe dan ook, doorheen komen?’ Zijn lotsbestemming als keizer botst meer dan eens met zijn wens om als filosoof te leven, maar al filosoferend dwingt hij zichzelf dat juk te blijven dragen. ‘Over wat er niet is, moet je niet fantaseren,’ zegt hij, en ‘Je hebt geen gelegenheid om te lezen, maar wel om je arrogantie in te perken, wel om de lusten en lasten de baas te worden, wel om je boven je verlangen naar roem te verheffen, wel om je niet kwaad te maken op botte en ondankbare lieden en bovendien voor hen te zorgen. Laat niemand je nog aanmerkingen horen maken op het leven aan het hof, ook jijzelf niet.’ Sommige wijsheden zouden het goed doen op een geglazuurde tegel, zoals ‘Bedenk dat het ook een uiting van onafhankelijkheid is van mening te veranderen. Aurelius’ wezenlijke wijsheid schuilde erin dat hij de enige persoon toesprak die hij al denkend en schrijvend tot een beter mens kon maken: zichzelf.
[bedelbrief]