Het boek begint in 1987 en de hoofdpersoon- ene Maarten- is op dat moment negentien jaar. Hij heeft een jaar internaat achter de rug en twee verprutste HAVO-eindexamens maar nu slaagt hij dan eindelijk voor zijn herexamen geschiedenis. De wereld ligt aan zijn voeten en de vraag is: ‘Wat nu?’
Maarten kiest voor een baantje bij een suffe firma gespecialiseerd in het reinigen van bedrijfskleding. Zijn ouders zijn teleurgesteld en vragen zich af waarom hij toch niet gaat studeren. De kleffe en oubollige sfeer in de wasserij staat Maarten na enige tijd zo tegen, dat hij toch maar besluit naar Nijmegen te gaan om een studie op te pakken.
Hij valt met zijn neus in de boter. Nijmegen is in die tijd een links bolwerk en de studenten lijken elkaar te willen overtroeven in blowen, vrijen en zuipen. De sfeer wordt hilarisch en trefzeker door Van Roosmalen neergezet. De onbeholpenheid van de hoofdpersoon, om te aarden in deze jungle evenzeer. Verliefd wordt hij op ene Laura, maar zij op haar beurt houdt veel meer van ene Detlef, een linkse rakker met zendingsdrang. De studie van Maarten vlot niet erg, vooral, omdat hij heeft besloten liever dichter te worden. Eén gedicht vloeide al uit zijn pen en dat draagt hij dan ook te pas en te onpas voor. In de voetsporen van de communisten uit de Spaanse Burgeroorlog vertrekken Maarten en Detlef naar Barcelona om niets meer of minder dan een nieuwe revolutie te ontketenen. De missie wordt een mislukking- niemand zit op het tweetal te wachten- sterker nog , tussen Detlef en Maarten zal het nooit meer worden als voorheen. Teruggekeerd in Nijmegen trekt Maarten in bij Connie, en chick met blauw haar, een gouden hart en een seksuele frustratie.
We zijn op de helft van het boek. Er is niet zoveel gebeurd in het leven van de student Maarten. Toch raakt hij op een theatrale manier overspannen. Jammer voor het verhaal, want het is niet aannemelijk en komt niet organisch voort uit het voorgaande. Raakt een student, die veel zuipt, blowt en weinig neukt, automatisch in een existentiële crisis? Deze passage had geschrapt moeten worden en haalt ook de vaart uit het verhaal. De machteloze ouders, de sullige hulpverleners leveren veel meer interessante passages op dan de versufte en impotente Maarten zelf. Gelukkig krabbelt hij een twintigtal bladzijden verderop, weer overeind. In Frankrijk probeert de hoofdpersoon zijn geluk te vinden en snel aan geld te komen. We stevenen op een onverwacht einde af, maar blijven met een onbestendig gevoel zitten.
Niet dat Van Roosmalen geen vlotte pen heeft, zijn grappen zijn bovendien aanstekelijk, maar hij wil ons maar niet echt ontroeren. Het is te hopen dat hij in zijn volgende boekje gaat uitpakken over de journalisten, want bij hen hoort hij thuis, niet bij de romanciers.