Meteen al op de eerste pagina van de historische roman Het huwelijksportret voorvoelt de zestienjarige Lucrezia di Cosimo de’ Medici dat haar man, Alfonso II d’Este, haar wil ombrengen. Het is een later verspreid gerucht, want officieel heet Lucrezia aan bloedvergiftiging te zijn overleden, maar de Britse auteur Maggie O’Farrell neemt het tot uitgangspunt van haar boek. ‘De zekerheid dat hij haar dood voorheeft is als een aanwezigheid naast haar, als een roofvogel met donker verenkleed die is neergestreken op de armleuning van haar stoel,’ schrijft O’Farrell bloemrijk. Soms haast ietwat statig vertaald door Lidwien Biekmann en Tjadine Stheeman.
Dan zwenkt het verhaal zeventien jaar terug, naar het Florentijnse palazzo waar Lucrezia in 1545 wordt geboren en opgroeit. Een rebels meisje dat als kind al tegenstribbelt wanneer er een portret van haar wordt geschilderd. Een kind dat zich gevangen voelde in het palazzo, net als de tijgerin die haar vader gevangen hield in een kooi in de kelder. Op een dag wordt de tijgerin gedood door de twee leeuwen die Cosimo I ook hield. Zo krijgt dit dier een symbolische betekenis binnen de roman.
Symbolen
Net als de nek van Lucrezia, die Sofia, haar min, kindermeisje en kokkin van het palazzo, soms weer recht moet duwen als ze deze te ver naar achter had gedraaid. Uit nieuwsgierigheid, of omdat ze niet direct in haar ogen wenste te worden gekeken. Of omdat een man haar te dicht naderde en ze haar hoofd ver naar achteren moest buigen. Of om te kijken of de ziel van haar overleden, oudere zus Maria al weg was gevlogen door het openstaande raam.
Mooi is dat in het verloop van de roman de symbolen zoals die van de nek naar binnen keren. Zo ziet Lucrezia op een gegeven moment ‘een paar wolken in de vorm van een aambeeld opdoemen’. De lezer mag het duiden net als de intertekstuele verwijzingen, zoals het toneelstuk dat aan het hof van Ferrara wordt opgevoerd. ‘Over een koning die per ongeluk zijn vrouw vergiftigt.’ Een reminiscentie aan het toneelstuk in het toneelstuk in Hamlet van Shakespeare; niet voor niets Shakespeare, want schreef O’Farrell niet eerder een roman over Hamnet, zoon van Anne Hathaway en William Shakespeare?
Als een spreeuw die de weg naar buiten niet weet
Lucrezia moet Maria’s plaats innemen als echtgenote van Alfonso, de zoon van de groothertog uit Ferrara. Zij is pas dertien jaar en nog volop bevangen door kinderlijke ‘spooksels’ die O’Farrell raak weergeeft: ‘Zonder waarschuwing gleed ze tussen de stoel en de tafelrand door en kroop op de tast onder de tafel weg. Dat was de enige manier: ze kon niet zomaar bij de tafel weglopen, want dat ding zou een arm naar haar uitstrekken en haar grijpen.’
Ze biecht Sofia op wat ze heeft gehoord over het geplande huwelijk, ondertussen aan tafel een spreeuw natekenend die ze eerder dood heeft gevonden, omdat hij de weg uit het palazzo naar buiten niet meer terugvond. Weer zo’n symbool, zo’n doordacht detail. Zo zijn er veel, te veel om op te noemen. Ze geven aan de roman een extra laag, waar het verhaal zelf lang zijn rustige loop neemt en het karakter van Lucrezia en Alfonso genuanceerd wordt weergegeven, met lichte en donkere kanten.
Het is boeiend, zeker, maar er valt weinig sociale- of politieke context in terug te vinden, wat jammer is. Met uitzondering van terloopse opmerkingen over bijvoorbeeld het waanidee van de hertogelijke familie dat ‘het volk’ van ze houdt, of over de moeder van Alfonso, de protestantse prinses Renate van Frankrijk. Alfonso verandert gaandeweg in een bezetene die nog maar één ding najaagt: een zoon, die zowel het hertogdom Toscane als het hertogdom Ferrara zal erven. Het boezemt Lucrezia angst in, ‘die zich als sneeuwvlagen tegen zich opwerpt’.
Het portret in wording
Op een gegeven moment arriveren twee schilderleerlingen, Maurizio en Jacopo, die gaan helpen met het portret van Lucrezia. De een schildert – modern voor die tijd – landschappen op de achtergrond en de ander bekommert zich om de stofuitdrukking. De meester, de maniërist Sebastiano Filippi, doet dan het gezicht en misschien de handen.
O’Farrell weet de context van het leven aan het hof van Ferrara raak te treffen. Ze schrijft over de schilderleerlingen – waarvan er een verliefd is op Lucrezia –, castraten, schandalen, de kleding en haardracht zoals die in vergelijking tot die in Florence wordt gedragen. Inclusief details als het feit dat Lucrezia’s hoofd haast is ingesnoerd in een hoge kanten kraag, wat draaien ervan moeilijk maakt. Iets dat ze zoveel deed. Wat Alfonso verwacht van het schilderij, zegt hij op een onbewaakt moment: ‘Mijn eerste hertogin’ [lees: Maria]. Wat hij van Lucrezia verwacht, is duidelijk: een mannelijke nazaat. Omdat ze die niet kan geven of omdat hij deze niet kan verwekken (ook zijn volgende huwelijken bleven kinderloos), wordt ze uit de weg geruimd. Of toch niet? De plotwending aan het slot geeft een sprookjesachtige, wat ongeloofwaardige draai aan het verhaal.
Al met al is het boek een boeiende en mooi vertaalde historische roman waarin met name Lucrezia en Alfonso centraal staan en wat minder aandacht wordt geschonken aan de context van de tijd waarin het speelt. Met een cliché zou je het een pageturner kunnen noemen, net als O’Farrells Hamnet overigens.