Uitgeverij Vleugels publiceert een omvangrijke Franse reeks die een welkom reliëf aanbrengt binnen wat er in het Nederlandse taalgebied vanuit het Frans wordt aangeboden. De arenden stinken van Lutz Bassmann (een van de heteroniemen van de Frans-Russische schrijver Antoine Volodine; het korte nawoord van Katrien Vandenberghe geeft een glasheldere inleiding in het veelzijdige, rijke oeuvre van diens “postexotische” schrijverscollectief) is hier onderdeel van, en doet hopen op meer uitgaven van deze en andere postexotische auteurs.
De arenden stinken ontleent zijn titel aan het werk van een van haar vele personages, Leonal Baltimore. Hij heeft van een niet nader benoemde overheidsinstantie de taak gekregen hoge gebouwen te beschermen tegen de arenden en gieren die overlast bezorgen. Deze gebouwen bedwingt Leonal als alpinist, met touwen en ander klimtuig, een omstandigheid die hem extra kwetsbaar maakt voor de aanvallen van de grote vogels. Dit verhaal, net als een reeks andere korte, gewelddadige episoden, wordt uitgewisseld tussen Gordon Koem, een roodborstje en een oude pop – Gordon Koem is onder andere buikspreker. Hij bezoekt de plaats waar zijn gezin door bombardementen is vermoord; het roodborstje en de pop delen zijn wake bij de plaats die mogelijk hun graf is geworden. De gehele rolbezetting in het boek is op de een of andere manier betrokken in een vorm van verzet tegen een onbekende, vijandelijke staatsmacht.
Symbolische motieven
Op grond van een kort inkijkje als dit laat het zich raden dat De arenden stinken zich niet afspeelt in het Europa van vandaag de dag, althans niet in het Europa van vooruitgang, transparantie en mensenrechten. Neen, het beeld van dat Europa wordt hier juist scherp in twijfel getrokken: er is geen sprake van herkenbare landsgrenzen, van een stabiele, georganiseerde samenleving. Ook is Bassmann/Volodine niet een typisch Franse schrijver, immers, hij vertaalt ook uit het Russisch (onder andere werk van dichter, schrijver en politicus Eduard Limonov) en ook in dit boek zijn Russische en Euraziatische elementen herkenbaar. Het postexotisme, legt Vandenberghe uit, beschrijft een post-apocalyptische wereld aan de hand van een aantal terugkerende symbolische motieven. De vogels (arenden, roodborstjes) en buiksprekers keren regelmatig terug.
Een ander, fundamenteler motief in dit werk is de stroperigheid van het bestaan. Gordon Koem ervaart herhaaldelijk plakkerige substanties die hem aan zijn plaats binden. Deze stroperigheid verbindt ook mens en dier: er is sprake van een dominante mensensoort die heerst over andere ‘hominiden’ en ‘untermenschen’. In een van de verhalen wordt en passant vermeld dat een pasgeboren baby zonder vleugels geboren is, iets wat bij detectie door de ‘humanitaire medewerkers’ fatale gevolgen zou kunnen hebben. De taak van deze humanitaire medewerkers wordt overigens niet nader toegelicht, maar uit de context mogen we opmaken dat, in plaats van dat zij humanitaire hulp zouden bieden aan eenieder, zij de zuiverheid van de soort bewaken door afwijkende individuen te elimineren. In weer een ander verhaal, aan boord van een ferrydienst over een rivier, worden mensen gedwongen dieren na te spelen, in de wetenschap dat degene die zijn rol het minst succesvol vertolkt overboord gezet zal worden en zal verdrinken. Tegelijkertijd is het zo dat elke dierengedaante exact benoemd wordt. Mens- én dierenwereld zijn gedecimeerd en daarom zijn biologische klassenterminologie overbodig geworden. Een vogel is daarom steeds een arend, gier of roodborstje en nooit zomaar een vogel.
Getuigenis
Die precisie van de taal wordt overeind gehouden in dit boek om getuigenis af te leggen. In plaats van dat een herkenbare wereld voor lief wordt genomen, getuigt Bassmann van een cultuur of een milieu die ook in onze 21e eeuw ontegenzeggelijk relevant zijn. De mens kan verkommeren in onderaardse schuilkelders, omkomen bij bombardementen, of opgaan in een beestachtige symbiose, de taal die hiervan getuigenis aflegt blijft. Bassmann neemt hierbij nooit het perspectief van de dominante soort in. Deze beperking in het bereik van het verhaal wordt uitdrukkelijk door Gordon Koem verwoord wanneer hij vaststelt dat deze soort de cockpit van de bommenwerper nooit meer verlaten zal en aldus al afscheid heeft genomen van de wereld – hun enige bemoeienis met de werkelijkheid is door deze machines van vernietiging.
Een enkele keer zinspeelt het boek op een soort sciencefictionachtige setting, wanneer terloops verteld wordt hoe het roodborstje al enkele eeuwen geleden zou zijn uitgestorven. Dit is jammer, want deze historische herkenningspunten zijn niet nodig. Het Eurazië dat in De arenden stinken voorkomt is ongetwijfeld dat van nu, want het boek vertelt een verhaal waarin het naakte leven van mensen speelbal is geworden van machtspolitiek en klimaatcatastrofe – de stroperigheid roept onmiddellijk het lot van zeevogels op wanneer zij door rampen met olieplatformen zoals de BP Deepwater Horizon verrast worden.
In het voorgaande werd het belang van de getuigenis voor De arenden stinken al belicht, maar deze uitoefening van de taal zou niet overeind blijven wanneer zij enkel een mistroostig mens- en wereldbeeld moreel veroordeelt. Zulk een veroordeling zou immers teruggaan op een verondersteld wereldbeeld. Hieruit blijkt dan ook de subtiliteit van Lutz Bassmanns schrijverschap. Gordom Koem en zijn buikspreekpoppen (de pop en het roodborstje) vertellen hun verhalen enkel om de mensen die zij zich herinneren ‘aan het lachen te maken.’ Niet om hen te eren of roemen, niet om recht te doen aan een geschiedenis en niet, dus, om zich de taal van de dominante soort toe te eigenen. Met zijn inzet om ‘iedereen aan het lachen te maken’ toont dit boek zijn ongekend subversieve ambitie.