De berg El Hacho maakt onderdeel uit van de Sierra de Grazalema, een bergketen in Andalusië in Zuid-Spanje. Het is een ruig gebied waar het zomers heel heet kan zijn en waar in het najaar veel regen valt. De dunbevolkte streek met amandel- en olijfboomgaarden ligt ten noorden van Malaga. Luis Carrasco situeert hier zijn debuutroman El Hacho die in 2018 in het Engels verscheen. Jona Hoek maakte voor Uitgeverij Koppernik een prima vertaling en gaf het de titel Het hellen van een leven mee. Anna Raspopova voorzag de roman van een mooi omslag met een gestileerde olijfboom.
De korte roman beschrijft in zestien hoofdstukken hoe twee broers Curro en Jose-Marie (Marie) met de erfenis van hun voorouders omgaan: een olijfboomgaard tegen de helling van de berg El Hacho. Samen bewerken zij het land van hun ouders in de verzengende hitte van de zomerzon. Zij kunnen leven van de opbrengst van de boomgaard. Curro woont met zijn vrouw in het voorouderlijk huis en Jose-Marie in een dorpje verderop.
Het boek opent met een herinnering van Curro aan het bezoek van een man uit Malaga, in het boek omschreven als de Malagueño, die bij de vader van de broers langskomt met een bod op de olijfboomgaard op El Hacho. In de woorden van de man: ‘De berg is voor ons meer waard in steen dat het u ooit aan vruchten zal opleveren.’ Maar de vader wijst het bod af. ‘Zou u een slager vragen om zijn hakblok te verkopen, zei hij, of een timmerman zijn beitel en schaaf? Zonder die bomen ben ik alleen maar een man, en dat stelt niet veel voor.’ De vader vertelt dat hij nergens anders gelukkiger kan werken dan op zijn berg. En hij ‘zei hem niet terug te keren tenzij het was om samen een beker wijn te drinken en het niet over geld te hebben.’ Curro was toen nog klein; hij reikte ‘niet hoger dan de lusjes van zijn vaders riem’.
In het begin van het boek zijn de broers samen aan het werk in de boomgaard. De omstandigheden zijn zwaar. Het heeft al lange tijd niet geregend en de zon brandt op de olijfbomen. De vruchten blijven klein en de wind waait het zand weg tussen de wortels van de bomen zodat ze dreigen om te vallen. Hun ouders zijn inmiddels overleden en begraven op El Hacho. Curro zorgt voor bloemen op hun graf. Hij herinnert zich de woorden van zijn vader: ‘dat het beter is een kaars aan te steken dan te klagen over het duister.’ Curro: ‘Ik weet dat jíj niet zou klagen. Daarom breng ik nog steeds de bloemen. Dit is mijn kaars.’
Net als zijn vader voelt Curro zich sterk verbonden met zijn geboortegrond. Zijn jongere broertje Jose-Marie heeft dat veel minder. Hij komt steeds minder vaak naar de boerderij om zijn broer te helpen. In het dorp zit hij in de kroeg en in het weekend werkt hij als taxichauffeur in Ronda.
Spaken in hetzelfde wiel
Curro lijkt op zijn vader als het over geld gaat. Een herder uit de buurt laat zijn geiten in de olijfboomgaard grazen. En geeft Curro daar dan af en toe een kaasje voor. Broer Jose-Marie wil voor het laten grazen van de geiten geld vragen, maar Curro ziet daar het nut niet van in: ‘Waarom zijn geld aannemen om kaas te kopen als hij ons liever kaas geeft?’ De broers hebben verschillende opvattingen over de manier waarop de olijfboomgaard gerund moet worden. Curro knapt liever het oude pad in de boomgaard op dan dat hij geld leent om een tractor te kopen. Ook de oude netten waarmee de olijven onder de bomen worden opgevangen repareert hij ieder jaar weer in plaats van krediet aan te vragen om nieuwe te kopen. Het levert interessante gesprekken op tussen de twee broers, over geld en over de verschillende manieren waarop zij naar andere mensen kijken. Curro haalt graag aan wat hun papa zei als ze een beetje krap zaten: ‘Betaal als je het geld hebt en werk als je de tijd hebt.’ Ook al is Curro het niet eens met zijn broer, hij klopt hem liefkozend op zijn buik en zegt dat hij zijn verlangen naar een ander leven wel begrijpt.
Keuzes maken
Er komt een nieuw bod op de olijfboomgaard, maar Curro legt zijn broer uit waarom hij geen afstand kan doen van de familiegrond. Voor hem voelt het land als een verlengstuk van zijn eigen lichaam. Het land ‘in de steek laten zou betekenen dat ik mezelf in de steek liet.’
Curro houdt van zijn broer en stemt ermee in dat zijn broer het bedrijf verlaat. ‘De erfenis houdt een verantwoordelijkheid in die je nooit begrepen hebt, maar dat neem ik je niet kwalijk. Ik heb een paar dagen gehad om hierover na te denken en als je het land niet wilt hebben om te bewerken, dan moet je gecompenseerd worden /…/.’
Nu heeft Curro voor het eerst een schuld, maar de opbrengst van de olijfboomgaard hoeft hij niet meer met hem te delen. Zijn vrouw maakt van de konijnen die hij vangt handschoenen die verkocht kunnen worden aan toeristen in het dorp. Zo kiezen de broers allebei een eigen levenspad. Curro: ‘Een man kan zich niet echt vrij voelen totdat zijn leven is gevormd naar zijn eigen keuzes. Dat heeft Marie nu en hij zal er even gelukkig mee zijn. Mijn angst is dat de keuzes de verkeerde zijn. Voor hem.’ Curro is gelukkig met zijn eigen keuze: ‘Ik heb nooit meer gewild dan de gezondheid om met mijn olijfbomen in de weer te zijn met de zon in mijn nek en het gekwetter van de alpenkraaien in mijn oren. Geef me dat en de kans om met mijn geliefde een beker wijn te drinken op het terras terwijl we naar de sterren kijken en ik ben tevreden. Dat is pas rijkdom.’
Hitte en regen
Curro staat er alleen voor in de olijfboomgaard. Hij werkt op het land als de zon nog niet op is, ‘voordat de engel van leven en dood zich onverbiddelijk boven de vallei zou verheffen en de dunne bladeren zou verschroeien.’ Het wordt heter en heter en Curro verzucht over de brandende zon: ‘Eén dag zonder jou op mijn nek, kreng.’ De zon is bijna een personage in het boek geworden; een ‘meedogenloze gele bol’, ‘de grote woedende bol’, de ‘withete toorn van de zon’, de ‘zon scheen verbolgen.’ De olijfbomen en de vruchtjes lijden zwaar onder de hitte.
Als het november is, komt er eindelijk de regen, in de vorm van een enorme onweersbui: ‘hij zag de oprukkende paarse en antracietgrijze leviathans zich verstrengelen en hun razernij uitbrullen /…/.’ De regen doet de oogst goed. De vruchtjes zwellen op en Curro kan gaan oogsten. De olijfboomgaard is veranderd in een modderpoel en Curro glijdt uit in de kletsnatte blubber. Bevend van ellende en woede schreeuwt Curro tegen El Hacho: ‘Wat wil je van me? Heb ik niet van je gehouden? Heb ik je niet beschermd toen ze je wilden afbreken?’ El Hacho antwoordt niet. Uiteindelijk klaart het op en Curro voelt de warmte van de zon op zijn nek en rug. Hij krabbelt overeind en gaat verder met het oogsten van de olijven.
Het hellen van een leven is een verhaal over trouw aan familie en tradities, over gehechtheid aan geboortegrond en liefde voor de natuur; een verhaal over economische verandering, over wijsheid, maar bovenal over de liefde tussen twee broers. Carrasco heeft in een soepele stijl met originele beeldspraak een prachtige roman geschreven.