Laten we gewoon met een gedicht beginnen, en daarna een vraag; hoe minder je weet hoe beter:
‘Even een gebbetje
Vanochtend gehoord op lijn 51 naar Amstelveen
Hoe noem je een jood met een gasfles uit zijn rug?
Een doe-het-zelver
Een dag gelachen is een dag niet geleefd
Volgens de grondwet mag je zeggen wat je wilt
Alsof de joden in Israël van die lekkere jongens zijn’
Vraag: mag je hier om lachen? Heel wat mensen zullen dat niet kunnen en willen. Volgens het gedicht zelf mag het, maar wie spreekt hier? Dat blijft onduidelijk; de meest voor de hand liggende verklaring is dat hier een zeer onwetende persoon spreekt, die weinig historisch besef heeft als het op de Holocaust aankomt. Het woord ‘gebbetje’ doet anders vermoeden: dat heeft immers een Jiddische oorsprong. Vanaf daar is het maar een kleine sprong naar de witz, zwarte humor, gemaakt door en voor joden, en vaak spottend over hun situatie. Zo’n grap kan de ellende wat lichter maken. Zo laat bovenstaande gedicht zich uiteindelijk óók lezen, inclusief een verkapte herinnering aan de staat Israël dat humor een belangrijk onderdeel van de joodse cultuur is. Welkom in de soms driedubbel gelaagde wereld van Dolhuis.
Nog zoiets: de foto van Lucas Hirsch achterop de bundel, met getatoeëerde armen en bokshandschoenen. Hirsch schuift zichzelf al in het zesde gedicht expliciet naar voren: ‘Dit gedicht is een schoolvoorbeeld van imponeergedrag en / het verbergen van zwakheden in de poëzie van Lucas Hirsch / Men noemt dit fenomeen ook wel koketteren of pochen’. Hirsch heeft in een interview met De Optimist aangegeven dat je zijn poëzie niet aan de hand van de foto kunt lezen, dat je zijn poëzie moet lezen. ‘Jammer dan, had je maar geen foto op de achterflap moeten zetten’, denkt uw recensent dan. Het doet echter wel vermoeden dat de dichter bezig is met een spelletje te spelen: zichzelf expliciet in een gedicht naar voren schuiven en die grote foto op de achterkant zetten een prominent stempel op de gedichten.
Dat maakt duidelijk dat de spreektalige, geregeld met schuttingwoorden gelardeerde gedichten in Dolhuis nog de meeste verwantschap vertonen met het werk van Eminem. Hij speelt ook geregeld spelletjes met de relaties tussen hemzelf, zijn kunst en zijn publiek, en of die veronderstelde verbanden wel zo terecht zijn. In het ene nummer beweert hij nog dat hij alles meent dat hij zegt, want waarom zou hij het anders zeggen, en in het andere is het opeens ‘It’s all political, if my music is literal / and I’m a criminal, how the fuck can I raise a little girl?’ In diens oeuvre liggen choqueren en maatschappijkritiek zo dicht bij elkaar dat die twee zaken soms verdacht erg op elkaar gaan lijken. Ook met de gedichten in Dolhuis is dat geregeld het geval.
Dolhuis laat zich door de onderwerpkeuze gemakkelijk, misschien iets te gemakkelijk, als de grote ‘Lucas Hirsch is boos’-show lezen, want er wordt heel wat kritiek gespuid. Bankiers en Patricia Paay (die weer eens naakt poseerde voor een tijdschrift) worden expliciet bekritiseerd. Hirsch grootste vijand is echter onwetendheid. Als strijdwapen wordt vaak een soort montagetechniek ingezet, waarin allerlei losse feiten achter elkaar worden gezet, waardoor er een ongemakkelijk spanningsveld ontstaat:
‘De wereldwijd gebruikte marteltechniek waterboarding
is volgens historici een Nederlandse uitvinding
die stamt uit de gloriedagen van de voc
Tijdens het beruchte Videlaregime verdwenen in Argentinië
tussen 1976 en 1983 naar schatting 30.000 politieke dissidenten
De favoriete executiemethode van het Argentijnse leger
bestond in het drogeren van vermeende subversievelingen
om ze vervolgens levend boven zee uit transportvliegtuigen
te gooien
Jorge Zorreguieta had ten tijde van dit dictatoriale regime
een vooraanstaande positie binnen de regering-Videla
Traditiegetrouw legt Koningin Beatrix op 4 mei
een herdenkingskrans op de Dam om slachtoffers
van dictatoriale, ondemocratische en fascistische regimes
te herdenken
Gelukkig is kroonprins Willem-Alexander een goede piloot
Doet hij aan watermanagement
Houdt Nederland coûte que coûte van Máxima en
houdt Máxima op haar beurt weer van haar vader
Ik ben trots op ons tolerante en o zo vergevingsgezinde landje
Und wo ist mein Fahrrad?’
Hoewel het gedicht bijna gezond betogend lijkt, elke gedachtestap volgt uit de vorige, maar jeetje, wat een veelstemmigheid in slechts honderdveertig woorden; de verhouding tussen ironie en oprechtheid is moeilijk te peilen. Ook wie er aan het woord is wordt bemoeilijkt, want wiens mening is dit? Is dit zonder enige voorbehoud wat Hirsch vindt? Dat nodigt uit tot het actief evalueren van de hier gesuggereerde verbanden en daar lijkt Hirsch het om te doen te zijn: mensen aan het denken zetten.
Deze montage wordt ook doorgevoerd in de stijl en het taalgebruik, waarin ondermeer schuttingwoorden, spreekkoren bij voetbalwedstrijden en citaten van Johnny Cash en Destiny’s Child opduiken. Ook duikt Spinoza geregeld op en zijn er gedichten die hermetischer overkomen, traditioneler zelfs. Die laatste categorie kan conservatieve lezers, die vinden dat al dat straatrumoer uit de andere gedichten niet in poëzie thuishoort, waarschijnlijk toch bekoren.
Niet elk gedicht is even memorabel, maar dat is geen onoverkomelijk probleem. Eminem rapt ook niet louter briljante zinnen. Zeker niet elke aflevering van South Park is even grappig en wordt steeds vaker ontsierd door de er wat dik bovenop liggende moraal en een wijze les aan het eind van de aflevering. Hirsch is hier subtieler in, al sijpelt er toch een les door aan het einde van de bundel. De laatste afdeling heet immers ‘Acceptatie’. Misschien laat Dolhuis zich wel het best lezen als één grote witz om te kunnen omgaan met deze tot gekkenhuis verworden samenleving.