Pijn, smart, lijden – er is een flink aantal woorden voor dat, wat zeer doet, voorhanden. Toch weet Lotte Dodion (1987) in haar rauwe debuut Kanonnenvlees nog een aanzienlijk repertoire toe te voegen aan die vocabulaire. In zowel directe als veelzijdige metaforen passeert een bonte verzameling wijzen waarop mensen elkaar en zichzelf kwetsen de revue.
In de bundel, die bestaat uit achtentwintig gedichten en een zestien pagina’s lange dichtcyclus, snijdt Dodion als een woordenfolteraar steeds nieuwe vormen van smart aan. De Vlaamse poëet doet dat vooral in de huiselijke sfeer, waar ,,munitie uit de barkast” wordt getrokken en mensen elkaar hooguit een ,,glimlach uit blik” gunnen. Het openingsgedicht ‘Schietgebed’ weet met slechts één strofe de omineuze toon meteen te zetten: ,,Ik moet je iets vertellen”.
Dodion heeft knappe beeldspraak in huis die vaak recht voor zijn raap is, maar ook meerdere, subtielere lagen herbergt. Zo zwijgt in de afsluitende gedichtencyclus, het hoogtepunt van het boek, een moeder ,,een porseleinen stilte” en lacht de ikpersoon ,,een rookgordijn”. Een treffend sfeerbeeld dat het ongemakkelijke esthetisch weet te maken. De Vlaming bewaart een goede balans: het directe wordt niet oppervlakkig en het diepzinnige niet cryptisch.
Dodion uit zich vooral in het vrije vers, maar trakteert de lezer tevens op een reeks sfeerverhogende poëtische technieken. Door slechts spaarzaam eindrijm toe te passen, lijken de woorden die rijmen een extra hechte verbintenis aan te gaan. Bijvoorbeeld wanneer in verder vrijwel rijmloze gedichten ineens ,,dood” en ,,schoot” of ,,verveelt” en ,,spiegelbeeld” een wrange echo luid doen klinken. Een krachtig effect, zeker omdat sterke banden en hun verpletterende eindes het voornaamste thema vormen in Kanonnenvlees.
Een ander stijlmiddel is het abrupt afbreken van zinnen en weglaten van woorden, zoals: ,,je steeds van het een naar het ander / nooit ergens echt”. De verhaspelde regels hebben iets gehaasts, iets onvolledigs en leggen een ongemakkelijke breuk bloot. Zonder het te noemen, wordt het afwezige pijnlijk benadrukt.
De pijn die Dodion presenteert is een lijden dat raakt en naar meer doet verlangen. Er worden voor iedereen herkenbare situaties opgeroepen, maar de snedige metaforiek geeft de smart ook iets persoonlijks. Toch is Dodion zeker geen masochist. Wrok, woede, verdriet en verlangen naar een andere afloop (,,ik wil niet af raken / zonder jou”) druipen van de regels.
De dreunende taal waarmee Dodion vele gedichten eindigt, galmt bij de lezer soms nog even na. De dichteres toont ons de brokken en scherven die overblijven nadat een eensgezind bouwwerk plots ineenzijgt en trekt de lezer mee in de leegte die volgt op verlies en uiteengaan in plaats van die nieuwe, spannende wereld die men zich had voorgespiegeld. Een bundel om je op een regenachtige dag in onder te dompelen.