In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw was de Duitser Lion Feuchtwanger (1884 – 1958) een grote naam in de literaire wereld. In zijn eigen land kwam hij echter steeds meer onder druk te staan. Toen zijn roman Succes in 1930 verscheen, weigerden sommige Duitse boekhandels het te verkopen en vertegenwoordigers van de uitgeverijen werden soms hardhandig de deur uit gewerkt. Met Succes was de joodse Feuchtwanger op de nationaalsocialistische tenen van de Duitsers gaan staan, en dat werd hem niet bepaald in dank afgenomen.
In 1931 schreef de krant van Hitlers NSDAP, de Völkischer Beobachter een recensie over de roman en sloot deze af met het dreigement dat de auteur hiermee zijn toekomstige emigrantenpas rijkelijk verdiend had. Twee jaar later, in 1933, werd dit dreigement uitgevoerd. Hitler greep de macht en op de allereerste lijst van ongewenste personen die het naziregime opstelde, stond Feuchtwangers naam.
Door een gelukkig toeval bevond Feuchtwanger zich op dat moment niet in Duitsland maar in de Verenigde Staten waar hij aan een lange lezingentournee bezig was. Toen Hitler de macht greep werd het hem duidelijk dat hij niet meer terug kon.
Net als in Duitsland verscheen Succes in Nederland in 1930. De dichter Anthony Donker (pseudoniem van Nico Donkersloot) had de meer dan 600 bladzijden razendsnel vertaald en literatuurkenners als Menno ter Braak, Hendrik Marsman en Victor E. van Vriesland schreven er over.
Ter Braak vond, kort gezegd, de roman stom vervelend. Zijn vriend E. du Perron deelde die mening en noemde Succes in een brief ‘een dom, dik boek’. De dichter Hendrik Marsman vond het lezen zelfs een kwelling en kwam niet verder dan de helft. Van Vriesland daarentegen was laaiend enthousiast. Volgens hem gaf het boek een prachtig tijdsbeeld weer.
Succes is nu opnieuw uitgegeven in de oorspronkelijke, wat opgepoetste vertaling van Anthony Donker. Het is interessant om 82 jaar na de eerste verschijning te kijken waarom de nazi’s zo boos waren op dit boek en in hoeverre Ter Braak, Du Perron en Marsman gelijk hadden in hun kritiek. Had Lion Feuchtwanger echt zo’n slechte roman geschreven, of lezen wij dit boek tegenwoordig heel anders dan de critici in 1930? Het laatste is zonder meer het geval. De nazi’s waren boos geworden op de inhoud van de roman, Ter Braak, Du Perron en Marsman stoorde zich vooral aan de vorm.
In zijn essay Het Schrijverspalet, dat men kan waarderen zonder het er mee eens te zijn, rekent Ter Braak keihard af met Feuchtwanger. Ter Braak had een uitgesproken afkeer van beschrijvingen in de literatuur en hij vergeleek Feuchtwangers stijl met die van een filmregisseur – en dat was niet complimenteus bedoeld. Ter Braak hekelde de onpersoonlijke, documentaire stijl die Feuchtwanger in Succes hanteerde: ‘Zou het iemand schokken, als men hoorde, dat drievierde van Erfolg door Feuchtwanger’s generalen staf in het bijkantoor was vervaardigd?’
Ook Marsman bekritiseerde uitsluitend de vorm van de roman en liet de inhoud onbesproken. Dat is merkwaardig omdat juist de politieke inhoud van Succes zo opmerkelijk is. De nazi’s in Duitsland maakten zich niet voor niets kwaad over dit boek. Een gegeven waarvan het drietal Ter Braak, Du Perron en Marsman in 1930 de relevantie nog niet inzagen. Weinig mensen hadden duidelijk geen idee wat deze roman hen over de te komen jaren probeerde duidelijk te maken.
Succes is een sleutelroman (alleen van Vriesland merkte dat op) waarin onder meer de opkomst van Hitlers NSDAP en zijn mislukte poging tot een staatsgreep in 1924 versleuteld beschreven worden. Tegelijkertijd is Succes ook een historische roman over een periode in de geschiedenis van Beieren die, op het moment dat het boek verscheen, nog maar zes jaar oud was. Feuchtwanger stopt de roman vol met weetjes die voor lezers uit 1930 overbekend en zelfs vervelend zullen zijn geweest, maar nu overkomen als fraaie, historische details.
Het boek begint met het verhaal van de kunsthistoricus en conservator Martin Krüger die door het Beierse gerecht wordt veroordeeld voor meineed en daarvoor drie jaar onschuldig vast komt te zitten. De ware reden voor zijn veroordeling is een door hem georganiseerde schilderijententoonstelling die de politieke elite in het verkeerde keelgat is geschoten. Krüger wordt gezien als iemand die de moraal ondermijnt, een subversieve geest die monddood moet worden gemaakt. Hij is een slachtoffer van een onverdraagzaam, politiek systeem.
Krüger is echter niet de hoofdpersoon van de roman. Feuchtwanger beschrijft in korte hoofdstukken de gebeurtenissen vanuit het gezichtspunt van een aantal personen, van wie er niet één de hoofdrol opeist. Het gebrek aan een echte hoofdpersoon heeft als nadeel dat er weinig is na te voelen en de roman doet zeker in het begin daarom wat zielloos aan. Maar het is Feuchtwanger duidelijk te doen om het weergeven van een tijdsbeeld en het volgen van personen wordt daaraan ondergeschikt gemaakt.
Het proces van Krüger en zijn uiteindelijke veroordeling geeft een uitermate zwart beeld van de Beierse justitie tijdens de Weimarrepubliek. Krüger wordt met een valse getuigenis veroordeeld voor een zaak die niets te maken heeft met de door hem tentoongestelde schilderijen. Het vonnis staat van te voren vast, de rechters zijn allesbehalve onafhankelijk en het is de Beierse minister van Justitie die achter de veroordeling van Krüger zit.
Krüger verdwijnt na zijn veroordeling gaandeweg wat meer naar de achtergrond om meer ruimte te maken voor een aantal personen uit de Münchense rechtspraak, politiek en cultuur. Het onrecht dat Krüger is aangedaan lijkt ook wat te verbleken wanneer het politieke klimaat in München duidelijk verhardt en de straffeloosheid toeneemt.
Een aantal van Feuchtwangers personages komt in de ban van een zekere Rupert Kutzner en zijn beweging van de Nieuwe Duitsers. Het is niet moeilijk om in Kutzner Adolf Hitler en in zijn beweging de NSDAP te herkennen en de moderne lezer weet dan ook wat komen gaat. De Ware Duitsers gebruiken geweld en antisemitisme als politiek middel en schrikken ook niet terug voor het vermoorden van politieke tegenstanders.
Krügers lot blijft echter toch de rode draad in de roman. Ondanks het groeiend aantal misdaden van de Ware Duitsers en de sfeer van straffeloosheid blijft Feuchtwanger stilstaan bij het onrecht van een enkeling. Ieder mens telt, zo luidt de eenvoudige boodschap.
Kutzners Ware Duitsers zorgen ervoor dat de spanningen in de tweede helft van de roman enorm oplopen. Tegelijkertijd wakkert de enorme hyperinflatie de onrust nog eens verder aan. Beiden ontwikkelingen komen samen tot een bijna rampzalig hoogtepunt dat ook de plot van de roman vormt. De dollar wordt miljarden mark waard en Kutzner doet in een bierhal een greep naar de macht. Maar aan beiden crises wordt het hoofd geboden. Kutzners staatsgreep mislukt en de hyperinflatie verdwijnt door maatregelen uit Berlijn als sneeuw voor de zon.
Er is weinig door Feuchtwanger bedacht als het om deze twee crises gaat. Hitlers staatsgreep in de Bürgerbräukeller in 1924 mislukte, en de genoemde wisselkoersen komen rechtstreeks uit de krant van die tijd. Een aantal figuren die een rol speelt in Kutzners couppoging is dan ook te herleiden tot historische personen. Gustav von Kahr, de Beierse politicus die grote sympathie had voor Hitler maar desondanks diens staatsgreep deed mislukken, wordt in de roman Franz Flaucher genoemd. De fictieve generaal Vesemann is te herleiden tot de destijds zeer bekende Generaal Ludendorff.
Behalve rond Kutzner/Hitler zijn er in de roman nog andere personen van wie het aardig is de sleutel te kennen. Krügers vriend Kaspar Pröckl lijkt bijvoorbeeld sterk op Berthold Brecht, Feuchtwangers vriend en collega. En de figuur Balthasar Hierl is gebaseerd op de komiek, schrijver en regisseur Karl Valentin.
Ook een aantal kleinere gebeurtenissen in de roman vertonen grote overeenkomsten met historische feiten. De moord op het dienstmeisje Amalie Sandhuber, in de roman straffeloos gepleegd door de Ware Duitsers, is gebaseerd op de dood van Maria Sandmayer. En één van de schilderijen die Krüger tentoonstelt en hem zo veel problemen brengt, doet sterk denken aan een kruisbeeld van Ludwig Gies, dat voor de opkomst van de nazi’s al tot woedende reacties aanleiding gaf.
Helaas bevat de nieuwe uitgave van Succes uitsluitend de tekst van de roman. Er is geen inleiding, geen nawoord of index en wie meer wil weten over de sleutels in deze roman, zal het internet op moeten. Dat is een gemiste kans want er valt veel te zeggen over Succes.
Met de stijl van Feuchtwanger valt het overigens reuze mee. Langdradig saai wordt de roman nergens, al had het hier en daar best wat korter gekund. In de eerste honderd bladzijden worden weliswaar veel personages geïntroduceerd, maar Feuchtwanger verdient een compliment voor het voorkomen van verwarring; de roman blijft erg overzichtelijk.
Ter Braak heeft trouwens wel een punt wanneer hij wijst op het, volgens hem ergerlijk gebruik van bijvoeglijke naamwoorden, die vaak in twee- of drietallen voorkomen. Inderdaad kom je af en toe een lelijke zin tegen als: ‘De mooie, zinnelijke vrouw sprak, met diepe, rustige stem in de nacht.’ Maar zo slecht geschreven als Ter Braak wil doen geloven is deze roman allerminst.
Het is verleidelijk om naar aanleiding van Succes te beweren dat men in 1930 had kunnen weten dat Hitlers een groot gevaar voor de wereldvrede zou worden. Maar zo eenvoudig ligt het toch niet. Aan de motieven van Hitler hoefde weliswaar niemand na het lezen van Succes nog te twijfelen maar Feuchtwanger eindigt zijn roman opmerkelijk genoeg erg hoopvol. Nadat de gevaren van Kutzners staatsgreep en hyperinflatie zijn geweken beginnen de verschillende hoofdpersonen voorzichtig te bouwen aan een betere toekomst. Alsof de nazi’s hun enige kans op de macht hadden laten mislukken en hun ‘beste’ tijd gehad hadden. Die hoop doet na 82 jaar bijna pijnlijk naïef aan en bevestigt tegelijkertijd het idee dat we met kennis van de geschiedenis heel anders lezen.