De tweede roman van Lieke Kézér speelt in de jaren negentig van de vorige eeuw, afwisselend in ‘De bergen’ en aan ‘De zee’, zoals de hoofdstukken ook getiteld zijn. In de bergen (Spaanse Pyreneeën) wordt vakantie gehouden. Aan zee (Nederland), wordt de vakantie voorbereid. Vader Thomas, vanuit wiens perspectief alles wordt verteld, is met zijn camper, drie kinderen en hond Zeus op weg. Zijn vrouw, hun moeder en dichteres Kira, is overleden. Zij was, net als Katryn Chetkovitch, de vrouw van Jonathan Franzen, min of meer door haar echtgenoot in haar werk weggedrukt.
De vier elementen
In de bergen huist volgens een van de kinderen gevaar (een bruine beer). De zee daarentegen is vlak als de steen op het graf van de moeder, maar kan schepen doen vergaan. Binnen die uitersten, de bergen en de zee, spelen de vier elementen aarde, lucht, water, vuur en vuur een grote rol. De aarde in onder meer de teraardebestelling van Kira. Het water, in dat van de zee maar ook in het vele zwemmen en douchen van de kinderen als willen ze alle ellende van zich afspoelen. Er is vuur (een geblakerd autowrak, vuur maken op de camping) en lucht, gesymboliseerd in de lucht in de bergen die de kinderen diep inademen terwijl ze, eenmaal weer thuis, zo benauwd zijn als Zeus soms ook is.
De kinderen reageren alle drie anders op de dood van hun moeder en de affaire van hun vader, al kort daarna. De oudste, Cleo ‘het boze kind’, is op z’n zachtst gezegd zwijgzaam te noemen, de middelste, Matilde, leest, tekent en schrijft. De jongste, Tommie, droomt. Vader is auteur maar kan geen pen meer op papier krijgen. ‘Hij had het verhaal verlaten, of het verhaal had hem verlaten, het was hem hoe dan ook ontglipt.’ Zijn verhaal ‘over een Hongaars jongetje dat na de Eerste Wereldoorlog door zijn ouders op de trein naar Nederland wordt gezet (…), Karoly Kézér’, de grootvader van Lieke Kézér waarover ze in dagblad Trouw vertelde in een artikel over de Hongaarse schrijver Sándor Márai.
Rouw
De karakters zijn raak en geloofwaardig neergezet, je kunt je in alle personages inleven. Voor degenen die dingen ooit zelf een rouwperiode hebben ondergaan, zal veel herkennen. Over het landschap dat sinds de dood van een geliefde een radicale verandering ondergaat. Over, zoals Kézér in haar debuutroman De afwezigen al schreef, dagen die langer duren; ‘rouw laat zich niet haasten’. Iets wat in het versnellen of afremmen van het verhaal tot uitdrukking wordt gebracht. Alles in een mooie, rustige en sobere stijl vol zeggingskracht.
Net als haar debuut, is ook Kézérs tweede roman een gezinsdrama dat in dit geval anders afloopt dan de lezer denkt en dat, ondanks een enkele vooruitwijzing zoals een uitspraak van Cleo aan haar vader dat ‘iedereen weet wat jij gedaan hebt’, een andere wending neemt. In De afwezigen draaide het ook om verlies en rouw. In dit geval van de eenenzeventigjarige Frank Johnson die zijn vrouw Gloria verloor en spoorslags met haar as in een urn en zijn dertienjarige buurjongen Joshua James, die na de dood van zijn moeder bij Frank was ingetrokken, naar New York vertrekt.
Herinneringen
De taal en de wereld van Kézérs tweede roman is meer uitgebeend; een zin als ‘Er schoten splinters bot van zijn ruggenwervels’ om te beschrijven hoe het voelde toen Frank de koffers op het bagagekarretje tilde, kom je in De verloren berg niet tegen. Die uitgebeende stijl maakt nóg meer indruk. Er zijn uiteraard meer verschillen: Frank vlucht niet, zoals de ik-figuur in De verloren berg, voor zijn herinneringen, maar zoekt ze juist op; het cafeetje waar hij ooit met Gloria een martini-cocktail dronk en de jazzclub waar ze samen kwamen, hoewel Frank en Joshua in een hotel sliepen waar hij geen herinnering aan had. Alles bij elkaar levert dat twee boeken op met een totaal andere sfeer. Dat is mooi en verraadt een rijk schrijverschap.
Voor haar eerste roman kreeg Kézér de ANV Debutantenprijs en de Bronzen Uil. Haar tweede roman verdient zeker, en op zijn minst, één prijs.