Echt waar: op de Olympische spelen in Rio treedt voor het eerst een vluchtelingenteam aan, met sporters die anders vanwege hun statenloosheid buiten spel staan; grotendeels hardlopers uit Mali en Kenia. Keita, de hoofdpersoon van Zonder Land is zo’n getalenteerde clandestiene hardloper die wil horen bij een nationale ploeg en die rent voor zijn leven. Alleen komt hij uit Zantoroland. En dat bestaat niet.
Zonder land is een roman als een feel good movie; een kleurrijke cocktail van een boek, om van te genieten vanuit je hangmat. Lichtvoetig en vol romantische verwikkelingen, pittoreske details en spannende plotwendingen. Bevolkt door exotische personages: een statige eerste-minister die ontkent dat hij deels zwart is, een bordeelhoudster die containers verhuurt en banen biedt aan krottenwijkbewoners, een voor vervolging gevluchte oudere homoseksuele arts die voor baby’s zorgt, een invalide zwarte lesbische journaliste, en een geniale blanke jongen uit de krottenwijk met een schizofrene moeder.
Het begint rustig, met een heel gewone aardige jongen die Keita heet en die van jongs af aan al hardlopend droomt van een carrière als lange afstandsloper. We volgen hem, zijn zus en zijn ouders in hun bijna idyllische arme leven. Schoonmaken in de kerk, school, hardlopen, spelen, zingen, school, af en toe een uitje, maar wel met op de achtergrond steeds de dreiging van geweld van stammentwisten en een gewelddadig regime. Keita’s vader is kritisch journalist en graaft te diep in de duistere praktijken van de overheid – iets met mensenhandel. Het gaat mis. Moeder sterft, vader wordt opgepakt en zus wijkt met een studiebeurs uit naar Harvard. Keita lijkt geluk te hebben: hij wordt door een manager opgenomen in diens hardloopstal en meegenomen naar Freedom State voor zijn eerste echte hardloopwedstrijd. Daar neemt Keita de benen.
Afkoopsom en losgeld
Vanuit zijn onderduik-positie probeert Keita door wedstrijden te lopen het geld te vergaren dat nodig is om zijn manager af te betalen en zijn zus los te kopen, die alsnog in handen is gevallen van het regime. Vanaf dat moment lijkt Zonder land op hol te slaan. Het tempo gaat omhoog en het perspectief wisselt voortdurend. Keita verbergt zich in Africtown, een kleurrijke sloppenwijk voor vluchtelingen, die wordt geregeerd door eerder noemde bordeelhoudster. Terwijl hij probeert uit handen te blijven van de vreemdelingendienst wordt hij meegesleept in een verhaal dat onder meer gaat over ministers en hun bordeelbezoek, heimelijk opgenomen videobeelden, de uitzetting van een kindhoertje, een bejaarde blanke bibliothecaresse met hart voor verschoppelingen en over een affaire tussen Keita en een vrouw die – o schrik – politie-agente blijkt te zijn.
Veel toevalligheden (auto-ongelukje waardoor 2 karakters elkaar ontmoeten, openvallende handtas waar boek met veelzeggend titel uit steekt…) en al dan niet toevallige ontmoetingen met kwaadaardige lieden of juist mensen met het hart op de goed plaats. En uiteindelijk een happy end waarbij alle draadjes langs onnavolgbare wegen bij elkaar komen, maar alleen omdat twee personages ineens spijt krijgen van hun foute levenswandel. Moet kunnen, maar werkt niet echt.
Sociologische bril
Zonder land heeft beslist trekjes van een schelmenroman. Never a dull moment. Het boekt lijkt afstand te houden tot de werkelijkheid waar het naar verwijst. Vluchtelingen, sloppenwijken, stammentwisten en migrantenstromen; dat ruikt naar krantenkoppen en nieuwsitems met mensenmassa’s in verregaande staat van ontreddering. Echte mensen met echte problemen. Zonder land speelt zich echter af in het fictieve Zantoroland (zwart, arm, verscheurd door stammentwisten) en Freedom State (blank, rijk), met de multiculti sloppenwijk Africtown. Een wijk als een continent, een land als een beginselverklaring; het is slim gevonden maar te allegorisch om het rauwe realisme geloofwaardig te houden. Dat geldt ook voor de personages. Die zijn teveel type en te zeer van buitenaf gezien; eerder door een sociologische dan een psychologische bril. Het lijkt alsof Hill een matrix heeft getekend met de tegenovergestelde categorieën als blank-zwart, jong-oud, homo-hetero, gehandicapt – geniaal, doortrapt – gouden hartje, en voor ieder vakje een personage heeft bedacht. Zelfs Keita, die in de eerste hoofdstukken tot leven komt als een volhardend en ontwapenend joch, wordt uiteindelijke een type: de vluchteling die niemand vertrouwt, verkeerde prioriteiten stelt en foute beslissingen neemt.
Het is geen vergelijk, maar toch: Achak Deng, de jongen en man die in Dave Eggers What is the what uit 2006 eindeloos wordt bevraagd over zijn jarenlange vlucht voor de burgeroorlog in Zuid-Soedan blijft je bij, omdat er geen woord verzonnen is en omdat je het allemaal hoort uit zijn mond en ziet via zijn ogen. In Zonder land wordt vergelijkbaar materiaal verwerkt tot avontuurlijke fictie. Jammer voor Keita.