De debuutbundel van Laurine Verweijen verscheen in februari en werd gelijk genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs 2020. Gasthuis is een persoonlijke bundel waarvan vrijwel elk gedicht geschreven is vanuit het perspectief van een lyrisch ik of wij. Vanaf het eerste gedicht is het duidelijk dat het hier vrouwen betreft die aan het woord, of het onderwerp zijn: ‘O alle vrouwen die ik nooit zal kunnen zijn’. De verbondenheid met alle vrouwen, ook die uit het verleden, wordt beschreven aan de hand van een beeld van wassende vrouwen in een rivier. Eén vrouw staat symbool voor alle anderen. Het doet denken aan het lied van Bram Vermeulen, Moeder, waarin hij zingt over zijn gestorven moeder: ‘Daar rust het overleven / De kracht van alle vrouwen / De wil op haar gezicht.’
Cyclische beschijvingen
De bundel kreeg twee motto’s mee, een citaat van Nadine Gordimer over de seizoenen en hoe je vergeet dat regen bestaat als het een half jaar niet geregend heeft. En van Helene Cixous: ‘I, too, overflow’. Stromen, vloeien, overlopen, vruchtbaar zijn: het zal geen toeval zijn dat de daaropvolgende zeven gedichten de menstruatiecyclus beschrijven en wat die aanricht in het lichaam van een vrouw vanaf de dag dat die zich aankondigt met hoofdpijn en ‘weke benen’ tot aan de dag waarop het daadwerkelijke bloeden begint. Ook hierin speelt de verbondenheid met alle vrouwen een rol. Verweijen schroomt niet om in details te treden en zo een taboe te doorbreken dat nog steeds in stand gehouden wordt.
Het vrouwelijke lichaam is vaak onderwerp in de gedichten. De titel, Gasthuis verwijst naar het lichaam, dat een gasthuis is voor bijvoorbeeld een embryo, maar kan biedt ook tijdelijk onderdak aan een man en is een permanente behuizing voor de eigen geest. Gasthuis heeft vanouds ook de betekenis van ziekenhuis: het lichaam kan ziek zijn, een moeilijke zwangerschap herbergen, er kan een abortus overwogen worden of juist een kinderwens; al deze mogelijkheden komen aan de orde: ‘[…] een groot aantal kamers / heeft lange tijd leeg gestaan.’ Het beeld van de lege kamers keert vaker terug als metafoor voor het vrouwenlichaam.
De keuze om wel of geen kind te krijgen verwoordt Verweijen het duidelijkst in haar gedicht Kingsize, waarin ze het ‘geenkind’ naast het ‘welkind’ introduceert:
‘Je zou keer op keer het nietkind
naar voren kunnen schuiven, als je keuze
die je hebt gemaakt, en hoe je die
met lege handen draagt.’
Geheel in overeenstemming met De Beauvoirs stelling uit De tweede sekse: ‘Je wordt niet als vrouw geboren, je wordt tot vrouw gemaakt’ is het mooie gedicht:
Meisje
‘Een meisje komt erachter dat haar bewegingen bestaan
dat als zij haar knie buigt, er een buigende knie in de wereld is
dat haar uitgestoken hand wordt gesignaleerd, aanvaard
Hiermee wordt het meisje vrouw. Ze haalt een extra lapje
vlees in huis en begint te koken. Iemand schuift aan
iemand schuift op wanneer de vrouw erachter komt
dat ook haar woorden worden gesignaleerd, aanvaard
Als iemand weigert te aanvaarden, buigt ze haar knie
Soms bekijkt ze haar knie, die steeds stijver wordt
soms bedenkt ze wie haar uitgestoken
hand signaleert, aanvaardt’
Relaties als een leeg huis
Maar niet alle gedichten gaan over vrouwen of lichamelijkheid, ook relaties worden beschreven en dan vooral het moeizame proces waarmee ze tot stand komen en in stand gehouden worden. Want de protagonisten in een relatie staan tot elkaar als dag tot nacht, zoals in de beginstrofe van Fabel:
‘de dag en nacht kunnen elkaar
nooit leren kennen
hoe dichter de een naar de ander kruipt
hoe meer ze zelf verdwijnt’
In ‘Tafels en stoelen’ wordt het beeld geschetst van een verbroken relatie als een leeg huis, dat opnieuw moet worden ingericht. Alle keuzes liggen open, want: ‘je hebt het zelf voor het zeggen / Het huis is helemaal van jou en leeg’. Gevoelens van onbehagen worden afgezwakt door de positieve kanten van de situatie te benadrukken.
De liefde waarvan sprake is, richt zich overigens in deze gedichten niet uitsluitend op een geliefde in de erotische betekenis, ook tussen moeder en dochter is die voelbaar in een van de gedichten.
Verloren in vertalen van taal
Een derde thema dat opvalt in Gasthuis, is die van taal en communicatie. In het lange prozagedicht Weeftechniek wijst de titel al op de vaardigheid om van woorden en zinnen een verhaal te maken dat uitgroeien kan tot een gesprek, tot communicatie met een ander. De taal wordt vernieuwd, vermengd met andere talen, woorden daaruit worden overgenomen. Eén van de strofen bestaat uit alfabetisch gerangschikte Engelse woorden voor alles wat te maken heeft met de beweging van water. Daaronder staat een strofe waarin getracht is al deze synoniemen in het Nederlands over te brengen. Hoewel het Nederlands toch ook een groot aantal woorden over water kent, zijn deze niet echt synoniemen of vertalingen van de bovenstaande Engelse woorden; er moet in de laatste regels van het gedicht een tolk aan te pas komen. Ondanks een grote woordenstroom en het zoeken naar de juiste uitdrukking in relatie tot de ander komen we niet tot een samensmelting of symbiose en blijven we ‘lost in translation’.
Wederzijds onbegrip speelt een grote rol in deze bundel. Taal is ontoereikend om nader tot elkaar te komen. Het gedicht Moetingen is een spel met taal: het voorvoegsel –ont staat meestal voor iets negatiefs; hier is dat weggelaten om tot het woord ‘Moetingen’ te komen en de voorvallen in het gedicht positief te maken. Maar ‘moetingen’ kan ook staan voor dingen die echt ‘moeten’.
Niet alle gedichten zijn van eenzelfde kwaliteit. Verweijen is in haar debuutbundel duidelijk op zoek naar wat het beste bij haar past en wat haar eigen is. Sommige gedichten zijn heel subtiel, ander weer expliciet. Het gedicht, ‘Het lege grijpen / De mug in je vuist’ dat enkel uit twee regels bestaat, had achterwege moge blijven, het doet afbreuk aan de rest. Maar het merendeel van deze bundel is zo goed, dat je deze kleine onvolkomenheden graag over het hoofd ziet. Het is een intrigerende bundel met doordachte en doorvoelde gedichten, waarin de dichter haar beschouwingen zodanig heeft verwoord dat die aanzetten tot overdenkingen.