De achtste bundel van Kreek Daey Ouwens, Echo echo, is er een die bij wijze van uitzondering achter elkaar uitgelezen dient te worden. Meestal is dat geen aanbeveling, maar alleen op deze manier vallen alle gedichten als puzzelstukken op hun plaats en wordt pas duidelijk hoe elk onderdeel samenhangt met het andere in een afgerond geheel.
Want deze bundel bestaat uit tien afdelingen zonder titel, met daarin alleen op de rechterpagina een kort gedicht afgedrukt, dat maar weinig regels bevat. Op zichzelf valt daar niet veel mee te beginnen:
‘Ik eet mijn ei met een vork
Tot stil. Tot wit.
De oude pijn. De oude pijn.
Bruidsboeket 10 euro.’
Maar als deze ruim tachtig gedichten als kleine stukjes glas gerangschikt worden tot een groot mozaïek, krijgen ook de eenvoudigste zinnen plotseling betekenis. Ze vertellen het verhaal van een vrouw, die opgesloten zit in een ongelukkig huwelijk. Via haar herinnering en haar verbeelding komt haar heden en verleden voor de lezer tot leven in versnipperde fragmenten.
De vrouw
Deze fragmenten spreken over een dertienjarig meisje dat aan anorexia lijdt, over haar hartsvriendin Camilla, over de eerste verliefdheid, over de vrouw Melania, die getrouwd is met ‘de dikke’, dominante man. Het zou voor de hand liggen dat al deze beelden samenkomen in één enkele vrouw, maar dat is lang niet zeker: daarvoor laat de dichter te veel informatie achterwege. Het zou ook de universele vrouw kunnen zijn wier leven symbool staat voor andere vrouwen.
De gedichten staan schijnbaar willekeurig door elkaar, heden en verleden wisselen elkaar af, zoals ook het geheugen niet chronologisch werkt, maar associatief. Toch geven de tien afdelingen blijk van een volgorde in de tijd: herinneringen aan de jeugd en de grootmoeder komen eerst. Prettige herinneringen zijn het: erger dan de slager die een dier komt slachten, wordt het niet. Jongens vormen nog een bedreiging en meisjes praten alleen met elkaar, over later.
‘Ik zeg: ik trouw later nooit!
Nu niet, zegt Camilla, maar later wel,
later wil je wel!’
Dan volgt de ontluikende seksualiteit, de eerste liefde, het nooit meer van elkaar weg willen gaan, een nacht samen in Parijs, om dan later toch te merken dat de liefde tanende is. De geliefden gaan uit elkaar:
‘Op een keer aan tafel zei je:
ik geloof in een basismoraal.
Wat zoveel was als dank je wat zoveel was als
ik ben niet gelukkig wat zoveel was als
we moeten verder,
[…]’
Wat volgt is een ontluisterende kijk op het huwelijk waar de vrouw Melania uiteindelijk in terecht is gekomen. Haar jeugdherinneringen duiken nog af en toe op als een echo uit het verleden, maar haar leven is een sleur geworden:
‘Elke nacht groeit onkruid mijn kamer binnen.
Elke nacht kap ik met een mes.
Elke nacht kruipt het opnieuw terug.’
Haar leven
‘Huwelijk’ is een titel die aan drie gedichten is gegeven waarin duidelijk wordt hoezeer Melania weerloos een rol moet spelen binnen een huwelijk waarin alle dagen een echo zijn van elkaar. Melania voelt zich gevangen in het huwelijk met de dikke man, die de bezitter is van alles wat hen omringt, niet alleen de tastbare voorwerpen, maar ook de stad en de wolken. Hij bepaalt bovendien welke kant ze uit moet lopen: ‘De dikke man zegt: Rechts. Rechts. Rechts.’
Maar op het einde van deze cyclus zet Melania eindelijk een stap: naar links. Bovendien tikken haar hakken op de grond, maken geluid: ze durft nu van zich te laten horen. De dikke man wordt opgeslokt door een wolk.
Het is verleidelijk om in Melania de vrouw te zien met wie president Trump getrouwd is (‘Melania heeft een dichtgestopte mond. / Aan haar hand fonkelt een ring.’). Maar dat ligt misschien te veel voor de hand. Dat zou overigens ook de gedachte weerspreken dat de vrouw in Echo echo een allegorie is van talloze vrouwen.
Het vliegtuig
Daey Ouwens geeft geen verklaring voor de beelden en de gebeurtenissen in haar gedichten. Ze is sowieso zuinig met informatie, maar laat haar woorden voor zichzelf spreken in een eenvoudige, sobere taal die naïef lijkt, maar het allerminst is. Juist door de weglating van al wat ze overbodig acht, worden de gedichten heel intens en treffen doel. Door de grote witruimte nemen de gedichten een centrale plaats in op de bladspiegel, waar het oog van de lezer onmiddellijk naar toe wordt getrokken. Ook maakt ze gebruik van het inspringen van versregels om iets te benadrukken. Eén gedicht is zelfs in de lengte van de pagina afgedrukt, als een visualisatie van de kernachtige samenvatting van het huwelijk van Melania: ‘Hoe spring je uit een vliegtuig dat allang is neergestort?’
De echo, die zichzelf al laat horen in de titel, galmt door in haar taalgebruik: vaak wordt een woord of een woordgroep meerdere keren schijnbaar achteloos herhaald, wat een extra lading geeft aan de betekenis. Maar ook klinkt in de gedichten de echo door van de jeugd en de jonge jaren van Melania, voordat die echo een symbool werd voor de betekenisloze, niet van elkaar te onderscheiden dagen van haar huwelijksleven.
Deze knappe bundel van Kreek Daey Ouwens toont opnieuw de beeldende kracht van de taal die overeind blijft als ze van alle franje ontdaan is.