Koen Caris – Stenen eten

Doodsverlangen in een dorp

Recensie door Daan Lameijer

Klachten over de jeugd zijn ouder dan Methusalem. Voor onze jaartelling verafschuwden Socrates en Aristoteles al haar spilzucht, betweterigheid en arrogantie. Ook in China deugt de aanstormende generatie nergens voor. Confucius predikt: ‘Je weet niet hoe ze zich ontwikkelen zal.’ Koen Caris heeft een boek geschreven dat die jeugdige wispelturigheid ten volle belichaamt. In de Bildungsroman Stenen eten volgen we de zeventienjarige eindexamenkandidaat Ben, wiens zus Kim zich drie jaar eerder voor de trein heeft geworpen, ze was net achttien geworden. Om duistere redenen verspreidt zich op school een doodscultus, waarin ongegeneerd gedweept wordt met depressie, suïcidale neigingen en destructief gedrag. En bleef het daar maar bij, denken de machteloos toekijkende Ben en zijn vrienden Hettie en Tom.

Koen Caris trekt alle registers open om de extreme facetten van de adolescentie voelbaar te maken. Zijn geloofwaardige stijl is afwisselend grappig, hoogdravend, soms ronduit lomp. Ook het gevaar van de plattelands verveling krijgt een schrikwekkend gelaat: steeds draagt de landelijke sfeer bij aan een broeierige hysterie in de gemeenschap. Ten slotte verdicht Stenen eten Bens ontluikende verlangen naar Tom, dat wel wat meer is dan kalverliefde. De zelfbewustheid die pubers eigen is, maakt het er niet makkelijker op: ‘… als ik leerlingen hoorde lachen, wist ik zeker dat het over mij ging.’ 

Puberen in stijl

Tijdens de puberteit en adolescentie ervaren mensen de grootste hormonale verandering in hun leven. Daarmee zijn aardedonkere en hemelsblauwe gevoelens gemoeid. Caris verwoordt ze origineel en doeltreffend. Aan de vooravond van zijn eindexamen denkt Ben terug aan de gelukkige momenten met zijn zus. Lees hoe deze zoete omschrijving van de omgeving, door subliem binnenrijm, onheilspellend nasmeult: ‘Vanaf de top keken we in de ondergaande zon uit over de voortuinen met het zomerdorre gras, de grijze cirkels as onder de barbecues.’ Een beetje puber vindt zichzelf bovendien spuuglelijk. Ben kijkt in een fotoalbum en smaalt chagrijnig: ‘ik met een gebit van Stonehenge, dan een paar jaar met de dichtgeknepen glimlach van een beugeldrager en ten slotte onwennig grijzend met tanden die te knap zijn voor de rest van mij.’

Een kniesoor zal de talloze stijlbreuken niet ontgaan. Iemand kijkt ‘ostentatief’ de andere kant op, er klinkt een ‘liturgie der kwetsbaren’ en buurtbewoners voeren een ‘empathisch offensief’ dat Bens moeder ‘reduceerde’ tot Kims daad. Toegegeven, zeventienjarigen drukken zich doorgaans simpeler uit. Maar laten we wel wezen: soms zeggen ze dingen die niet bij hun leeftijd passen. Is de jongvolwassenheid niet dé vleesgeworden stijlbreuk van het leven? Een periode vol ingrijpende momenten, voor wie nog niet de bagage en de ervaring heeft het tijdelijke van heftige emoties in te zien? Ben fantaseert over een nog levende Kim, die met meer levenservaring zou hebben beseft dat ze in haar jeugd ‘dacht dat emoties voor eeuwig waren.’ Adolescenten zijn te oud voor het kindzijn, voor volwassenheid te jong. Daartussen gaapt een kloof van onzekerheid die iedereen naar eigen inzicht overbrugt: ‘vormloze maanden die naar onze enkels happen’. Deze vormloosheid drijft de gemeenschap tot waanzin.

Ontspoord dorp

Ben denkt tot gekwordens toe terug aan de zelfmoord van zijn zus en wil geen aansteller zijn, rouwend om Kim. Had hij haar namelijk niet kunnen redden? Hierin speelt zijn schoolomgeving een kwalijke rol: ‘Ik kreeg hun niet uitgelegd dat ik niet zat te wachten op hun verdriet. Dat het al verrot genoeg was zonder dat mensen me bleven vertellen hoe erg ze Kim misten.’ Bens verdriet wordt continu geclaimd en daarmee gesmoord: door Kims vriendinnengroepje of overbezorgde ouders die het voorval op henzelf projecteren. Zelfs leerlingen uit lagere jaren die van toeten noch blazen weten, meten zich een gênant fake levenservaring aan. Bij de herdenking van twee meisjes die zich evenals Kim van het leven beroofden, kotst Ben van hun opgeklopte plichtstatigheid: ‘‘‘Zo waren zij’’, zegt het meisje. De rest knikt ernstig. ‘‘Zo waren zij.’’’ Voor velen vormt de obsessie voor zelfdoding een welkome afwisseling, een interessant verzetje waaraan ze zich kunnen laven en vergapen.

In de Nederlandse literatuur was verveling op het platteland al eerder de aanjager van boeiende verhalen. Tommy Wieringa situeert Joe Speedboot in het fictieve slaapstadje Lomark, met De Heilige Rita bezingt hij Twente en in beide vertellingen drukt de verveling zwaar op de inhoud. Stenen eten verbeeldt dit niet alleen in bacchanalen, half afgebrande tuinen en het krijsende remmen van een locomotief, maar ook in een ‘bucket list’: mijlpalen die leerlingen afvinken, voor zij zichzelf ombrengen. Hieraan onttrekt Ben zich volkomen en hij zoekt zijn toevlucht tot de bar van Dina, een transgender die doet denken aan Wieringa’s Heilige Rita: ‘Het zijn vooral de dagelijkse drinkers die een onverwachte thuishaven hebben gevonden in het lage barretje naast de velden; de half verdampte mannen die worden weggekeken (…). Dina veroordeelt hen niet.’ Ook Ben voelt zich verstoten door de bekrompen gemeenschap, zij het niet vanwege zijn drankzucht.

Liefhebben is loslaten

‘Het ergste wat ik kan hebben, is hoop,’ aldus Ben over zijn verliefdheid voor Tom. Gedurende zijn bovenbouwjaren cijfert hij zichzelf en zijn gevoelens vakkundig weg. Dat moet ook wel in dat boerengehucht: ‘Er zit iets in het water hier wat ons een zesde zintuig heeft gegeven voor alles wat te ver afwijkt van de norm.’ Toch is dit niet een standaard liefdeslijntje, dat ternauwernood een noodlottig einde afwendt. Caris kiest voor die eeuwig knagende onzekerheid waarmee Ben zichzelf kwelt, maar waardoor de erotiek ironischerwijs opflakkert. Zelfs op het summum van geluk pijnigt hij zichzelf met doemscenario’s en trekt een absurde parallel: ‘als wat nu in het dorp gebeurt stopt, dan stoppen Tom en ik ook. Als iedereen straks wakker schrikt, zal ook hij op de afgelopen weken terugkijken als een koortsdroom, een delier; iets waar je niet te lang bij stil wil staan.’ Als een dolleman klampt hij zich vast aan Tom en leert een levensles uit onverwachte hoek.

Kims ex-vriendje Jack is persona non grata in het dorp: hij zou haar er wel toe hebben aangezet haar leven te beëindigen. Met één rake zin verklaart Jack waarom de goegemeente hem tot zondebok brandmerkt: ‘… even niet erkennen dat sommige dingen gewoon gebeuren.’ En zo heeft hij Kim tot op de dag van vandaag lief. Hij accepteert dat ze dit nu eenmaal gedaan heeft. De volgende taalkundige uitweiding zegt eigenlijk alles: Caris fileert namens Ben het woord ‘suïcide’ en doet dit als een echte hoorspelschrijver: ‘zo’n formeel woord, met twee chique s-klanken die voor in je mond samen helemaal het heertje zijn. Een woord dat in niets lijkt op zijn betekenis, het tegenovergestelde van een onomatopee.’ Inderdaad. Die benaming is geen klanknabootsing, maar een klankverzwijging. Gelukkig zwijgt Koen Caris niet in zijn taboedoorbrekende Stenen eten.

 

 

Omslag Stenen eten - Koen Caris
Stenen eten
Koen Caris
Verschenen bij: Atlas Contact
ISBN: 9789025454876
272 pagina's

Om Literair Nederland draaiende te houden, zijn wij afhankelijk van vrijwillige bijdragen. U kunt ons steunen via de rode knop. Waarvoor onze hartelijke dank!

Meer van Daan Lameijer:

Recent

9 juni 2023

Boeken bieden soelaas in Japanse verhalenbundel

Over 'De bibliotheek van geheime dromen' van Michiko Aoyma
6 juni 2023

Verloren in virtuele escapades

Over 'De lokroep van Elysium' van Ilmar Taska
5 juni 2023

Sms-taal relativeert zelfmedelijden

Over 'Uitzicht van dichtbij' van Megan van Kessel
3 juni 2023

Jonge activisten bieden hoop

Over 'De toekomst is van ons' van Samuel Hanegreefs
2 juni 2023

Voorspelbaar, maar toch boeiend

Over 'Hoeveel ik van je hou' van Esther Freud

Verwant