De Amerikaanse dichter Charles Simic vertelde in een interview in het tijdschrift Artful Dodge over hoe hij een keer met een schoolklas zijn gedicht ‘Knife’ behandelde. Een meisje stelde een vraag over het gedicht dat ze niet helemaal begreep, en een ‘echt ruige kerel’ zei tegen haar: ‘Je weet het als je een goed mes hebt, omdat het fijn in je hand voelt, weet je, een fijne, kleine stiletto.’ Simic merkt daarover op: ‘Hij had gelijk! Hij had compleet gelijk! Ik bedoel, dat is het hele idee van het gedicht, hoe het voorwerp aanvoelt, het mes in je hand.’ Het is een prachtige anekdote die laat zien hoe sterk poëzie in het ‘echte leven’ geworteld kan zijn, en hoe alledaagse ervaringen een gedicht voor je kunnen openbreken.
In hun boek Woorden temmen stelt dichtersduo Kila&Babsie (respectievelijk Kila van der Starre en Babette Zijlstra) vragen aan de lezer, over gedichten. Het zijn niet de vragen die je normaliter op de middelbare school of universiteit gesteld krijgt om te controleren of je een begrip als ‘enjambement’ wel begrijpt. Zo’n term legt het duo weliswaar uit – naast de meeste andere belangrijke poëziebegrippen –, maar het lijkt vooral te gaan om vragen die doen denken aan de ruige kerel van Charles Simic. Het eerste gedicht in het boek is ‘De idioot op het dak’ van Tjitske Jansen, waarin iemand dronken op het dak van haar ex klimt (die inmiddels is verhuisd). Kila&Babsie stelt daarover onder meer deze vragen: ‘Welke gênante momenten heb jij meegemaakt? Wat was er stiekem komisch aan die momenten?’ Simic zou zeggen: dáár gaat het gedicht over.
Wat interessant is aan Woorden temmen, is dat Kila&Babsie een draai geven aan de ongeschreven regel dat een goed boek over poëzie schrijven in de eerste plaats een goed boek over poëzie lézen is. Ze laten de lezers namelijk zelf gedichten schrijven, met aanwijzingen als: ‘Hoe vertel jij jouw gênante moment na? […] Wat deden andere personen tijdens jouw gênante moment?’ Zelf noemen ze het een poëzie-doeboek (een benaming die helaas niet zelf in het boek te vinden is), en dat is een adequate omschrijving. De lezer wordt niet alleen aan het denken gezet, maar per gedicht houden ze ruimte open zodat je zelf in Woorden temmen kunt schrijven.
Naast twee gedichten van Tjitske Jansen, behandelen Kila&Babsie een fijne selectie uit de Nederlandstalige poëzie. Echt representatief is die niet – weinig Belgen bijvoorbeeld –, maar dat maakt niet echt iets uit; de samenstellers kozen immers voor hun eigen lievelingsgedichten. Ze kiezen voor toegankelijke dichters als Ingmar Heytze, C. Buddingh’ en Jules Deelder, maar ook voor ontoegankelijkere collega’s als Hans Faverey, Hélène Gelèns en Vicky Francken. Heel mooi is hoe de complexe poëzie van Martijn Teerlinck wat dichterbij de lezer gebracht wordt, door die uit te nodigen tot de associaties in dat gedicht bloot te leggen, zowel op inhoudelijk als klankniveau. Het duo stelt ook weer zo’n vraag die mooi is in haar alledaagse, aardse eenvoud: ‘Soms is het de betekenis die we mooi vinden, soms de klank, soms de spelling, soms het ritme. Hoe zit dat bij jouw lievelingswoorden?’
Toch lijkt er iets aan Woorden temmen te missen. Het is mooi hoe vrij lastige dichters als Teerlinck of Faverey dichter bij de lezer gebracht worden, juist door een beroep te doen op concrete ervaringen. Tegelijkertijd blijft het gevoel dat er vaak net wat meer over het gedicht zelf gezegd had kunnen worden; dat de nadruk iets meer op de tekst had kunnen liggen en iets minder op de lezer. Van Faverey wordt bijvoorbeeld opgemerkt dat hij het in zijn gedicht ‘Het sneeuwt’ tegelijkertijd wel en niet laat sneeuwen, maar er blijft iets knagen: dat het gedicht misschien nog net wat uitgebreider of diepgaander behandeld kon worden. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat Woorden temmen geen lesboek is, maar vooral een doeboek. De titel laat ook wel zien dat een uitputtende, diepgravende analyse niet het doel van het boek is: de wilde woorden worden weliswaar getemd, maar ze worden nooit helemaal tam. Een gedicht is immers vaak ook het mooist als het een geheim blijft houden; iets waar je net niet bij kunt.