Als in een ouverture tot een opera zet de Turks-Nederlandse schrijver Kerim Göçmen in de proloog tot zijn eerste roman, Rode kornoeljes de thematiek ervan neer. In nog geen drie bladzijden verstaat hij die kunst. Het eerste thema: de ontwikkeling van een adolescent tot jonge man. In dit geval Caner, een 15-jarige jongen uit het Turkse Kolçaklar in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Het tweede thema: de politieke constellatie waarin de democraten wonnen van de Republikeinse Volkspartij. En met naast de twee thema’s wat leidmotieven, zoals de rode kornoeljes uit de titel: ‘Mijn blik viel op een schaal rode, rijpe kornoeljes die mijn moeder alvast had neergezet. Ik kon me niet meer beheersen, stond huilend op en rende de kamer uit.’
De wereld van de verteller bestaat vooral uit stripboeken en paardrijden met Cemal, de zoon van de huiseigenaar, tevens buurman. En in mindere mate uit het contact met klasgenoot Hasan, wiens vader op de zogenaamde rode lijst van de democraten staat. Een lijst met namen van mensen met vermeende communistische sympathieën. Door Hasan uitgesproken als ‘jode lijst’, want hij kan de r niet zeggen. Een gebrek dat zo lijkt te zijn weggelopen uit Karl Ove Knausgårds roman Zoon, waarin de vader van de hoofdpersoon hier echter de draak (djaak) mee steekt, in tegenstelling tot de klasgenootjes van Hasan.
Aan de vooravond van de verkiezingen komt een collega en vriend van Caners vader met zijn twintig jaar jongere vrouw, Gülbahar, in Kolçaklar naast hen wonen. Diens politieke ideeën wijken af van die van Caners vader en spreken de jongen meer aan dan die van zijn vader. Toch voelt hij zich er niet gerust op dat hij zomaar van de ideeën van zijn vader durft af te wijken. Hij is immers nog maar een kind, ook in verhouding tot de zo’n vijf jaar oudere buurvrouw Gülbahar die hem als een broer én een knappe jonge man behandelt. Maar dit zorgt ook voor een andere vorm van verwarring bij Caner, omdat de vrouw tegen alle Turkse gebruiken in zijn moeder niet als een oudere, wijzere vriendin ziet. Gülbahar lijkt zoals ze door de auteur is neergezet, met haar felrode lippen, even rood als de vruchten van de kornoelje, een personage uit de Folies Bergère.
Caner is een personage dat dan weer puur op zijn gevoel afgaat, en dan weer alles rationeel beredeneert. Dit leidt er soms toe, dat hij misschien wat vroegwijs overkomt. Ingewikkelde politieke gesprekken lijkt hij zonder meer te begrijpen, en hij is ook niet gespeend van psychologisch inzicht: ‘Ik kreeg de indruk dat ze [Gülbahar] met Zeynep bezig was, om zodoende geen conversatie met tante Saadet en mijn moeder te hoeven voeren.’
Op andere momenten voelt hij goed aan dat er wat speelt, maar begrijpt het niet: ‘Ik zag Gülbahar (…) onbeweeglijk naar Cemal kijken. Waarom keek ze hem zo aan? Ik vond het vreemd dat ze zich tijdens hun eerste ontmoeting al zo vertrouwd tegenover elkaar gedroegen. Het leek wel alsof ze mijn aanwezigheid niet eens meer opmerkten.’ Caner had de situatie niet door, want een paar hoofdstukken later stelt hij zich ten doel te ‘achterhalen op wie ze verliefd was.’ Ook Caners moeder probeert hem de ogen wat betreft Gülbahar te openen. De uitkomst ligt voor de hand. In ieder geval zijn de kornoeljes ondertussen gerijpt …
Het spelen met twee thema’s, het een op de voorgrond (de volwassenwording van Caner, gesymboliseerd door de rijping van de kornoeljes) en het andere op de achtergrond (de politiek in de jaren vijftig in Turkije) doen denken aan de opzet van een Victoriaanse roman, waarin dit ook vaak gebeurt. Ook het wat anachronistische taalgebruik gaat in die richting. Waarbij het interessant is dat het spraakgebrek van Hasan ook wel eens symbool zou kunnen staan voor de taalverandering die Turkije heeft ondergaan, zoals deze onder meer is beschreven door Erik J. Zürcher in diens boek Een geschiedenis van het moderne Turkije (Nijmegen, 1995). Uiteindelijk nog zo’n leidmotief dus dat dit boek een diepere laag en lading geeft.
Dat maakt het tot een geslaagd boek van de hand van een auteur die we tot nu toe kenden als schrijver van korte verhalen: Het geheim van de kromme neuzen (2013). Hun conflicten raken je als lezer, hoezeer het ook mensen betreft uit een andere cultuur en hele andere milieus.’ Het zou zo maar van toepassing kunnen zijn op deze eerste roman van Göçmen.