De verhalen van de Nieuw-Zeelandse schrijfster Katherine Mansfield (1988-1923) zijn nagenoeg tijdloos. Toegegeven, af en toe duikt er een feestelijk bal, een bediende of een stoomtrein in op. Vergeleken met haar tijdgenoot James Joyce en zijn verhalenbundel Dubliners, die sterk de stempel van tijd en plaats dragen, wijken deze aspecten in Het tuinfeest en andere verhalen voor de uitbeelding van relaties en het innerlijke leven van de personages. Dit zorgt ervoor dat deze verhalen, honderd jaar na publicatie, nog steeds als relevant aanvoelen.
In de korte verhalenbundel van Hanna Bervoets, Een modern verlangen die precies honderd jaar later werd gepubliceerd, gebruikt Bervoets een vergelijkbare strategie van focus op het emotionele leven en aangegane relaties. In tegenstelling tot Mansfield is bij Bervoets de setting van veel verhalen honderd jaar in de toekomst geplaatst, bijvoorbeeld in de futuristische setting van een ruimteschip. Het resultaat is echter hetzelfde: de ware aard van menselijke relaties wordt onthuld in zijn universaliteit. De relaties en het gevoelsleven van haar personages worden door Mansfield indirect beschreven. De meeste verhalen worden verteld vanuit een positie buiten het verhaal en scherp gesteld via de personages.
Gebruik van indirecte rede
Dit scherp stellen, gecombineerd met een slim gebruik van de vrije, indirecte rede, verschuift echter zo onopvallend dat bij sommige zinnen niet met zekerheid gezegd kan worden wiens perspectief ze weergeven. Bijvoorbeeld in het verhaal ‘Het tuinfeest’ wordt het gevoel van een van de dochters van de burgerlijke familie Sheridan, Jose, als een dekkende laag over de gevoelens van de bedienden gelegd. ‘Jose vond het heerlijk opdrachten aan het personeel te geven en zij vonden het heerlijk haar te gehoorzamen. Ze gaf hun altijd het gevoel dat ze deelnamen aan een drama.’ Maar wie zegt dat het personeel het heerlijk vond om haar te gehoorzamen. Is dat Jose? Het personeel zelf? Beweert Mansfield dit? Op subtiele wijze besteedt de schrijfster hier aandacht aan de klassenverschillen en hoe die doorwerken op het gebied van emoties. De gevoelens van het personeel vallen hier niet te achterhalen, ze worden overweldigd door de opgewonden Jose of kunstgrepen toepassende Mansfield.
De verhalen ‘De kamenier’, of ‘Het leven van Ma Parker’, worden beschreven vanuit personages uit een sociaal lagere klasse. Zoals de lijfmeid van een groep oudere welgestelde dames, of in het verhaal van Ma Parker, een schoonmaakster bij een intellectueel. Over de schoonmaakster is algemeen bekend dat ze een ‘hard leven’ heeft gehad. Hoe hard en hoe ver haar hardheid reikt op emotioneel gebied, wordt duidelijk na de begrafenis van haar enige geliefde kleinzoon. Zij wordt overmand door rouwgevoelens en staat het zichzelf toe om een keer in haar leven te huilen. Zij bevindt zich echter in het huis waarin ze schoonmaakt en kan niet naar haar jongste dochter die bij haar thuis zit. ‘O was er dan nergens een plekje waar ze zich kon verstoppen en alleen kon zijn en zo lang kon blijven als ze wilde, zonder iemand te storen en zonder dat iemand haar lastigviel?’ Het verlangen om haar emoties te uiten wordt weergegeven in aandoenlijk simpele bewoordingen. Het is het meest aangrijpende en trieste verhaal van de bundel dat eindigt met de woorden: ‘En er was nergens een plekje.’
Randfiguren en wanhopige mensen
Veel verhalen gaan over randfiguren, eenzame, oude, of wanhopige mensen. ‘De zeereis’ gaat over Fenella, wiens moeder is gestorven. Zij onderneemt een boottocht met haar oma omdat ze bij haar gaat wonen. Mansfield laat op een bewonderenswaardige manier zien hoe eenzaam Fenella is in het midden van de drukte op een passagiersboot. Hetzelfde gebeurt in ‘De vreemdeling’ bij meneer Hammond – in de menigte op de kaai, wachtend op zijn vrouw die terugkomt van een zeereis voelt hij zich minder eenzaam en op afstand dan toen hij met haar eindelijk alleen is in de hotelkamer, en zij op zijn schoot zit. Juffrouw Brill voelt zich in het gelijknamige verhaal een actrice die samen met alle andere mensen in de Jardines Publiques een toneelstuk opvoert, opgenomen in het interessante, beweeglijke, schitterende leven, totdat de gefluisterde woorden van een jongeman haar duidelijk maken dat ze er volgens hem niet bij hoort. De pijn van buitensluiting die deze woorden bij Juffrouw Brill veroorzaken wordt door Mansfield opnieuw indirect weergegeven: ‘Maar toen ze de deksel erop deed, meende ze iets te horen huilen.’.
Sommige kunstgrepen die Mansfield toepast om haar personages weer te geven hebben een lange geschiedenis. De schetsen van het menselijke emotionele leven zijn echter op zich al de moeite waard, afgezien van de uiterst subtiele en kunstzinnige manier waarmee ze de ware materie van deze verhalen presenteert. Dankzij haar verfijnde vertelkunst kom je tijdens het lezen dichter bij de kern van het menselijke leven en bent getuige van zijn innerlijke geheimen.