De titel doet denken aan het duistere tijdperk van de hindoeïstische demon Kali, waarin de mens alleen fysiek bestaat en niet geestelijk. Hoewel Handke daar niet expliciet naar verwijst, speelt het verhaal zich af in een vergelijkbare wereld, waarin de mens zelf tot een probleem geworden is. Maar misschien betekent Kali gewoon zout en gaat het over een kalimijn, die volgens Google ook in Oostenrijk te vinden is. Zonder dat de locatie met naam genoemd wordt, moet die ergens in het midden van het Verenigd Europa liggen.
Het verhaal opent met een dreigende toon, die meteen al intrigeert. ‘Ook mij heeft ze bang gemaakt, maakt ze bang. Maar ik wil de confrontatie met haar aangaan.’
De vrouw om wie het gaat is een vreemde zangeres die na haar optreden door de verteller wordt gevolgd door een stad vol zwijgende mensen. Ze vindt in de schouwburg een ring en meent dat alles wat ze uitspreekt ook moet gebeuren. De vrouw blijkt een doodaanzegster, die op weg is naar het eiland Dode Hoek waar in een zoutmijn veel emigranten werken en waar ook haar slachtoffer, de zoutbaas, woont.
Alles speelt zich af in een ijltoestand: de ruimte is niet constant maar dijt zoals in een droom uit, stroken nacht trekken door het daglicht, zoals ’s nachts omgekeerd. Ook in letterlijke zin zijn er veel spiegelingen in de ruiten; een helikopter werpt een zoeklicht op de grond en wijst de vrouw in het donker de weg. Net als in een nachtmerrie komen er opsporingsteams voor, verschijnen er oorlogsvliegtuigen in de lucht, worden er mensen en kinderen vermist.
Als de winter inzet en de sneeuw valt, zal het leven verstarren, maar zover komt het niet. Het is wellicht het kerstkind dat met zijn intrede nieuwe hoop biedt; zo zit het verhaal vol met verwijzingen en dat maakt deze tekst zeer boeiend.
Handke kiest een origineel filmisch standpunt en gebruikt een prachtige poëtische taal met daarin nieuwe woorden als ‘orenopenspringing’. Af en toe geeft de verteller commentaar op zijn waarnemingen. ‘Hoezo, een kreet van een valk in de voorwinter? Die heb ik hier gehoord. En bovendien is het bij mij hier geen voorwinter.’
De strakke lijn houdt de lezer scherp. Handke waarschuwt, maar biedt tegelijk hoop aan een verscheurde wereld waarin mensen vreemden voor elkaar dreigen te worden.