Hij had wee fotorolletjes in zijn hand. ‘Het voelde als een toegift,’ zo schrijft K. Schippers in Voor jou. Op de rolletjes stonden de laatste foto’s van twee jeugdvrienden, G. Brands en J. Bernlef. Ze waren kort na elkaar overleden, ‘verdwenen’ zoals Schippers zelf zegt. Hij voelde ‘het beschutte verleden’ in zijn hand. ‘Het zal tot leven komen, als alles hier, om mij heen.’ En dat doet het. Brands en Bernlef nestelen zich in de warmte van Schippers’ verhalen. Een diepe vriendschap komt intens tot leven.
Schippers (1936) kende Brands en Bernlef al sinds zijn jaren op de hbs. ‘Alles hebben we samen ontdekt, de film, de jazz, dada en Schwitters in de zijvleugel van het Stedelijk. Met niemand heb ik zoveel gelachen.’ Samen richtten ze in 1958 het literaire tijdschrift Barbarber op, ‘een verspreking van Gerard [Brands], op een middag dat we weer eens langzaam probeerden te fietsen, dit keer op de Singel, bij de Bloemenmarkt. Zo zetten drie jongens hoe ze al op de hbs praatten een leven lang voort.’
Als het leven van zijn twee vrienden ten einde loopt verblijft Schippers in Brussel om workshops te geven voor filmstudenten. Hij rondt er ook zijn verhalenbundel af, maar terwijl hij dat doet dringen zijn jeugdvrienden en zijn herinneringen steeds meer zijn verhalen binnen. Zo herinnert Schippers zich hoe hij met Gerard in 1957 in een bioscoop in Barcelona kennismaakte met het veranderende zwart-witte licht van Robby Müller, de Nederlandse cameraman van Down by Law. Of hoe hij zich laafde aan de ‘tengere kleuren’ waarmee de Nederlandse schilder Piet Moget de zee ‘betrapte’. Altijd weer bezingt hij kleuren en licht. Zelfs als anderen vooral naar een prachtig punt bij volleybal kijken: ‘Heiig weer, een vermoeden van de horizon, die schuilgaat achter algemeen lichtgrijs. Hemel, zee, strand, door dezelfde tint bedekt.’
Voor wie nu denkt dat Voor jou louter een melancholische blik is van een verdrietig man; dat is geenszins het geval. Voor jou is ondanks de alomtegenwoordige dood vooral ook een ode aan het leven. Het is een parade van herinneringen aan jazz, film en kunst. Billy Eckstine, Balthus, Rudy Kousenbroek, John Cage, René Margritte, Johnny Mercer, Édouard Manet en Geer van Velde. Allemaal komen ze bij Schippers langs, steevast in gezelschap van zijn vrienden. Hij wisselt deze herinneringen af met verhalen en met flarden van zijn tijd voor Brands en Bernlef. Flarden die je doen glimlachen. Bijvoorbeeld als hij verhaalt hoe hij in de oorlogsjaren voor het eerst onder de douche ging, bij een ‘Uitspanning’, naakt, buiten, tussen de koeien. Beeldender kan je haast niet schrijven. Je ziet het voor je.
In één van de verhalen bezoekt Schippers de schilder Geer van Velde, die hem doceert hoe hij moet kijken. ‘Kijk eens naar dit potlood en de inktpot. Het essentiële is niet het ene of het andere voorwerp, maar de ruimte die er tussen beiden is,’ zegt Van Velde.’ Het is de perfecte omschrijving van de vriendschap die Schippers voelt voor zijn twee Barbarber-genoten. Hij vindt zijn essentie in datgene dat er tussen hen is. Een essentie echter die tijdens het schrijven van Voor jou verwordt tot herinnering.
‘Een luchtige, prettige herinnering waarover nu een schaduw dreigt te vallen,’ zo schreef Bernlef aan Schippers, vlak voor Brands’ overlijden. Een schaduw die niet veel later ook Bernlef zelf mee zou sleuren, en Schippers, zelf nog even ‘weggelopen voor de dood,’ verdrietig zou achterlaten. Maar niet alleen. Want zijn vrienden zijn, in weerwil van wat hij zelf schrijft, nooit echt verdwenen. In tegendeel. In Voor jou komen ze weer intens tot leven, als alles hier, om Schippers heen. Als ode aan een voorbije maar niet vergeten vriendschap. Op elke pagina, in elke alinea, in elke zin schreeuwt Schippers ze toe. ‘Ik kijk hoe het licht verandert.’ .