Niet verder vertellen, de nieuwe roman van K. Schippers, wordt een sprookjesachtig vervolg op Waar was je nou genoemd, dat bekroond is met de Libris Literatuurprijs 2006. In beide romans speelt Schippers met de tijd en verdwijnt de hoofdpersoon via foto’s in het verleden. Maar waar Waar was je nou een organisch geheel vormt van tijdswisselingen, stijlvariaties en alledaagse observaties, blijft zijn opvolger een verzameling indrukken en verwarrende elementen, dat op den duur zelfs irritatie opwekt.
K. Schippers staat bekend om zijn experimenten met taal, tijd en ruimte. Een conventioneel verhaal, waarin de gebeurtenissen grotendeels chronologisch worden gepresenteerd, is hem een gruwel. Voor Schippers moet de taal swingend zijn, onverwachte wendingen nemen en de lezer op het verkeerde been zetten. De taal is gebaseerd op zintuiglijke ervaringen en moet de lezer in trance brengen, zodat hij elk besef van tijd en ruimte laat varen. Dit is een mooi en ambitieus streven, dat doet denken aan de droomwerelden van de surrealisten, die in hun gedichten en schilderijen droom en werkelijkheid laten versmelten en daarmee essentiële vragen stellen over de als vanzelfsprekend geachte relatie tussen realiteit en representatie en tussen gevoel en verstand. Wat dat betreft is het vreemd dat in Schippers’ nieuwste roman geen René Magritte of Salvador Dalí figureren, maar de realistische schilder Georg Hendrik Breitner en de modernistische beeldhouwer Alberto Giacometti.
Inmiddels liggen de hoogtijdagen van het surrealisme ver achter ons en het postmodernisme, dat oude stijlen hergebruikt en verstoppertje speelt met de lezer, is ook verleden tijd. Schippers gaat vrolijk op de oude voet verder en verzandt in gecompliceerde spielerei. Zo begint Niet verder vertellen met de mededeling dat ‘Simonetta Vespucci tussen de golven is geboren’, een verwijzing naar de vrouw die model stond voor de schilderijen van Sandro Botticelli. De hoofdpersoon zit met een geheimzinnige dame, genaamd Simone, in de trein richting Turijn, waar ze de lijkwade van Christus gaan bekijken. Verder bezoeken ze het Zwitserse bergdorp Stampa, om het licht en de ruimte te zien waarin De Chirico en Giacometti werkten. In het tweede deel van de roman duikt Schippers in het verleden van zijn moeder, die als meisje gefotografeerd wordt door Breitner. Zijn moeder is een eenvoudige winkelbediende in de provincie, maar ambieert eigenlijk een artistieke carrière. In de loop van de roman raken deze twee verhaallijnen steeds meer met elkaar vervlochten.
Van dit gegeven had Schippers een boeiende roman kunnen maken, waarin het verlangen (en de onbereikbaarheid) van de kunst centraal staan. In plaats daarvan springt hij van de hak op de tak en irriteert hij de lezer met op het oog cryptische, quasifilosofische dialogen. In het hoofdstuk ‘Waar blijft Simone?’ staat de ik-persoon ongeduldig op zijn mysterieuze vriendin Simone te wachten, met wie hij de woon- en werkplaats van Giacometti gaat bezoeken. Daar, in de afgelegen, Zwitserse Alpen, komt het zonlicht niet over de bergen. Tijdens het wachten verliest hij zichzelf in ‘een weefsel van de lichtste voorvallen’. Wanneer Simone plotseling opbelt, murmelt hij ‘…dat het door geen enkel voorval wordt geraakt…’ Simone begrijpt niets van zijn reactie.
‘…wat krijgen we nou…’ vraagt ze.
‘…dat web…’
‘…het zal wel…’
‘…onderling zo zorgvuldig…’ ga ik nog door.
Verder verspringt hij van tijd binnen een alinea (‘In dezelfde tijd liep ik over een gracht in Delft. Dichters lezen poëzie in Café de Eland en ik heb even vrij.’) en gebruikt hij regelmatig onduidelijke verwijzingen (‘Strak staat het, zonder te breken, niets van dit geringste dringt ergens door. Als het al iets doet, dan probeert het afwezig te zijn.’). Hier spreekt de dichter K. Schippers. Hij brengt beelden met elkaar in verband en laat ze -op verschillende plaatsen en in verschillende tijden- in elkaar overgaan. Daarvoor hanteert hij overigens prachtige, poëtische zinnen: ‘Buiten neemt de wind een paar bladeren op, niet al te gretig, veel zijn het er niet (…) om dan ineens z’n belangstelling voor wat hij toch zelf heeft opgetild te verliezen’. Maar dichterlijke vrijheden werken minder goed in romans, die afhankelijk zijn van sterke verhaallijnen en ontwikkelende personages. In Niet verder vertellen vraagt K. Schippers te veel van zijn lezer. Schippers’ creativiteit en vindingrijkheid resulteren in een poëtische, maar cryptische roman, die door het gebrek aan aanknopingspunten zijn doel voorbijschiet.