Door Machiel Jansen
Begin jaren zestig was mijn oom een jonge onderwijzer waar sommige leerlingen bewonderend tegen op keken. Een klein groepje meisjes – ze moeten een jaar of twaalf geweest zijn – kwam hem elke schooldag zelfs van huis ophalen. Voor de deur stonden ze te wachten tot hun meester naar buiten kwam om samen met hen naar school te gaan.
Mijn moeder woonde in die tijd nog in hetzelfde huis en hoorde een keer vanaf de bovenverdieping door het open raam de opgewonden fluisterstemmen van de meisjes, die ongeduldig naar binnen keken. Daar zagen ze mijn oom rustig ontbijten.
‘Kijk, hij drinkt melk!’ werd er buiten bewonderd geroepen. ‘En hij eet kaas!’
Het dagelijks leven van mijn oom was in de ogen van deze leerlingen een wereld vol wonderen geworden.
Toen ik het fotoboek Knip dan, toe dan! Karel van het Reve in beeld open sloeg, reageerde ik precies als die schoolmeisjes. Ik glimlachte en riep uit: ‘Hij bakt pannenkoeken!’ Want op de binnenflap staat een foto waarop Van het Reve, half op de rug gezien, pannenkoeken bakt. Hij is geconcentreerd bezig met een spatel en een pan en naast hem staat een bord met een stapel pannenkoeken erop. Het is een foto die alleen maar leuk is omdat Karel er op staat.
Hoe kan het nu dat ik zo vrolijk opgewonden reageerde bij het zien van die foto? Zou het uit bewondering zijn? In dat geval is het wel een bewondering die de grenzen van het redelijke heeft overschreden. Je kunt Van het Reve bewonderen om zijn mooie essays maar om daarom in vervoering te raken (nu overdrijf ik) over een foto waarop hij pannenkoeken bakkend te zien is, gaat veel te ver.
Het bewonderen van Van het Reve heeft sowieso iets ongemakkelijks. De man was zo nuchter en stond (ogenschijnlijk) zo ver af van elk vertoon van ijdelheid, dat elke vorm van overdreven bewondering ongepast aanvoelt.
Karel van het Reve heeft tijdens zijn leven al bewonderaars gekend. Maarten Biesheuvel bijvoorbeeld. (Ook van hem staan er twee foto’s in het genoemde fotoboek.) Biesheuvel meende in de vanzelfsprekende nuchterheid van Van het Reve God zelf te herkennen. In een interview met de VPRO gaf hij toe dat dit idee hem nooit helemaal verlaten heeft : ‘Hij rookt niet en drinkt niet, hij is wijs en altijd bescheiden en bovendien is hij altijd grappig en origineel. En dan schrijft hij nog hele mooie essays. Toen ik in 1966 voor het eerst krankzinnig werd, dacht ik waarachtig nog an toe dat Karel God was. Ik dacht dat hij het heelal geschapen had en het paradijs weer zou kunnen laten aanbreken. Soms denk ik dat nog wel eens.’
Maar kan God wel zo nuchter zijn? Arnon Grunberg vond een goddelijke status voor Van het Reve overdreven: ‘Hooguit mogen wij af en toe aan hem refereren als halfgod, maar niet vaker dan drie keer per jaar.’
Er zijn twee redenen om Karel van het Reve niet goddelijk te verklaren. Ten eerste heeft hij nooit geprobeerd iemand te bekeren, of op een dwingende manier op andere gedachten te brengen. Zijn studenten en zijn kinderen drong hij nooit iets op, en wie het met hem oneens was, werd niet verketterd of beschimpt. Hooguit werd iemand die slecht schreef en bovendien nog onzin verkocht, daar fijntjes op gewezen.
Een tweede reden om Van het Reve niet goddelijk te verklaren is dat hij veel meer theorieën onderuit hielp dan zelf bedacht. Hij was een meester in het laten zien hoe het niet moest. Hij kon de fouten van anderen prachtig en geestig aanwijzen maar zelf een theorie bedenken of uitleggen hoe het wel moest deed hij minder graag. Karel was veel meer een afbreker dan een opbouwer en dat kun je van een echte god niet zeggen. Hij versterkte die indruk nog eens door een pretentieloze houding aan te nemen. Van het Reve was de nuchterheid zelf als je hem zag, las en hoorde. Alles wat hij schreef en zei was te begrijpen. Hij deed nooit moeilijk. Hij zei alleen wat hij dacht, en met enkel een beroep op zijn gezonde verstand constateerde hij dat veel grote gedachten eigenlijk onzin zijn. Pretenties om zelf eens een theorie te bedenken, had hij eigenlijk niet – althans zo kwam hij over.
Toch ligt juist in die kritische en (ogenschijnlijke) pretentieloze houding de verklaring waarom het zo verleidelijk is Van het Reve te bewonderen. Af en toe doet hij een beetje denken aan Socrates, die altijd maar beweerde zelf niets te weten maar vervolgens aan wist te tonen dat de anderen nog veel minder wisten dan hij. Beiden hadden ze meer pretenties dan ze deden voorkomen. Beiden wisten ze veel meer dan ze openlijk wilden toegeven. En beiden hebben na hun dood een groep trouwe bewonderaars achtergelaten. Beiden waren overigens kaal. (Het grote verschil tussen Socrates en Karel van het Reve is dat om de laatste veel vaker te lachen valt.)
De bewondering zit een bewonderaar van Karel van het Reve vaak in de weg. Zo heb ik wel eens uitgeroepen dat Van het Reve’s Huizingalezing Het raadsel der onleesbaarheid, verplicht zou moeten worden voor elke student. Maar in diezelfde lezing spreekt Van het Reve zich juist tegen dergelijke ‘bekeringsijver’ uit. Hij wilde studenten helemaal niets opdringen. De nuchterheid van Van het Reve is dan ook niet alleen een eigenschap die bewonderd kan worden, maar waarschuwt ook dat bewonderaars het niet al te gek moeten maken. Zij moeten hun bewondering dan ook voortdurend corrigeren. De beste manier omdat te doen is af en toe eens te kijken naar een foto waarop de auteur pannenkoeken bakt.
Het fotoboek Knip dan, toe dan! is ‘met zijn vele citaten’ dan ook geen perfecte introductie tot het werk van Karel van het Reve, al beweert de achterkant van wel. Wie al lezend in het Verzameld Werk tot de conclusie dreigt te komen dat Karel goddelijk of half goddelijk was, komt er door in dit boek te bladeren achter dat Karel een mens van vlees en bloed was. Een man die door velen die hem kenden duidelijk erg gemist wordt. Het boek straalt een warmte en een bijna aandoenlijke toewijding uit. Het sluit de uitgave van het Verzameld Werk dan ook waardig af.
Knip dan, toe dan! bevat familiefoto’s, klassenfoto’s, foto’s gemaakt tijdens de oorlog en tijdens zijn periode in de Sovjet-Unie. We zien Karel als jongen tijdens een vakantiekamp een poepemmer legen. We zien hem samen met broer Gerard en natuurlijk met zijn vrouw Tini. We zien hem met de Russische dissident Almarik en later met zijn ‘ideale uitgever’ Geert van Oorschot samen de vuist ballen.
De mooiste foto staat op bladzijde 86. We zien Karel uit een auto springen die in het water ligt. Er ligt een dun laagje ijs op de gracht en alleen het achterste gedeelte van de auto steekt nog boven het wak uit. Van het Reve was even daarvoor op een glad Rapenburg met zijn auto te water geraakt. De hilarische beschrijving van het voorval staat in Afscheid van Leiden (vierde deel Verzameld Werk) en is voor een deel naast de foto afgedrukt. Ik geloof dat ik nooit harder om Van het Reve gelachen heb dan bij lezen van dat verhaal. Er is één detail dat we nog niet wisten en dat door de foto onthuld wordt: de auto, een Austin 1100, was van het type Glider.
Wie dit fotoboek opneemt om kennis te maken met Karel van het Reve doet zichzelf te kort. De kennismaking begint met deel 4 van het Verzameld Werk, daarna volgt de rest vanzelf, inclusief Knip dan, toe dan! Want wie begint met de foto’s ziet vooral een mens, een man met gezin en een beroep. Maar wie het Verzameld Werk leest, begrijpt heel af en toe die arme Maarten Biesheuvel toen hij in Van het Reve God meende te herkennen. Op zulke momenten blader je glimlachend even door dit prachtige fotoboek, om zeker te weten dat Biesheuvel het toch bij het verkeerde eind had.