Op 13 mei 2013 wordt Milo geboren. Een prematuur na een zwangerschap van 26 weken en één dag. Hoe groot is de kans dat zo’n wezentje ter grootte van een mannenvoet en nog lichter dan een pak suiker het haalt? En hoe sla je je als moeder door die onzekerheid heen als je niets anders kunt dan met kloppend hart elke dag naar een hoopje doeken en slangen achter glas te gaan zitten kijken, waar je eigen vlees en bloed in ligt?
Taal redt Jowi Schmitz, de moeder. Elke dag snel redderend in haar boot, waar ze met man Edwin en zoontje Woek woont, moet ze ook weer snel weer naar het ziekenhuis. Tussendoor schrijft ze korte berichten op haar website. Die stukjes tussen 14 mei en 15 december zijn nu gebundeld onder de kale en sensatieloze titel Te vroeg geboren. ‘Kaal en sensatieloos’ is niet negatief bedoeld. Waar dit soort boeken nog wel eens een teveel aan dramatiek en onuitgesproken beroep op medelijden hebben, tilt Schmitz haar belevenissen op een hoger niveau. Natuurlijk, ze ís journaliste en schrijfster, en weet wanneer ze een tekst de prullenbak in moet gooien, maar ze is er ook in geslaagd te laten zien hoe taal haar middel is om angst en machteloosheid aan te kunnen. Ze weet als er weer een nieuwe tegenslag is overwonnen: als ik het opschrijf in een publiek dagboek, kan ik niet meer terug. Dan is het waar, want ik heb het rondgebazuind. En mensen vertellen het verder. Milo gaat het halen: ‘Taal als bouwwerk om je aan vast te houden. Taal als boei’.
Er is meer dan dat. Schmitz speelt ook met taal. Gepiep van een ander couveusekind noemt ze ‘geen-luchtalarm’. En het valt haar op hoe terminologie in ziekenhuizen verschilt. Wegvallen van de hartslag, infecties enzovoort heten in het AMC ‘incidenten’ en in het OLVG, waar Milo later naar toe gaat ‘voorvalletjes’ of ‘bradys’. Het samen met de verpleegster wassen van je kind heet een ‘bindmoment’ (waar dan vervolgens tien minuten voor beschikbaar is!). En er zijn de met ironie beschreven feitelijke verschillen tussen die ziekenhuizen: in het AMC waar je bijna geen vinger uit mag steken, want er kunnen virussen…. En het OVLG waar het personeel door een tochtgat zo de couveuseafdeling oploopt vanuit het stof in een naastgelegen ruimte die wordt verbouwd.
Op 30 juli, na tweeëneenhalve maand ziekenhuisverblijf, mag Milo naar de boot van zijn ouders en broertje en komen er meer huiselijke taferelen in het dagboek. De wereld van moeder Jowi wordt weer groter. Ze kan weer naar haar werk aan de Schrijversacademie, naar een concert en naar een boekpresentatie. Maar nog vaak is ze ook daar de moeder van die veel te vroeg geborene. Kijkend naar haar kwetsbare kind schrijft ze in november: ‘Milo is ook een beetje een project. Een kostbaar Ming-vaasje dat in het begin al een barstje had’.
Tegen het einde van het boek beschrijft Schmitz dat ze op internet een filmpje onder ogen krijgt van een ander te vroeg geboren kind. De vader zegt het te hebben gemaakt voor de moeder. Onzin, volgens Schmitz. Die moeder hoeft dit nooit terug te zien om er aan herinnerd te worden. ‘Dit is een filmpje voor de wereld, dit filmpje roept: kijk naar mij’. Jowi zelf durft er niet naar te kijken. Het kind op het filmpje heeft een streep gehaald waar Milo nog niet is. De angst is nog niet weg.
De lezer kan op zijn of haar beurt een gemengde ervaring hebben bij het boek van Schmitz. Enerzijds lees je het verslag van een moeder die laat zien dat ze kan schrijven en die mooie beelden gebruikt. Maar er is ook iets onbehaaglijks aan. Waarom moet je dit lezen? Of beter (want je moet als lezer natuurlijk niets): waarom moet dit in boekvorm openbaar worden? Misschien ligt de oorzaak in de opeenstapeling van notities die je allemaal achter elkaar leest. Daardoor word je te snel in een intiem leven getrokken.
Alle stukjes in Te vroeg geboren zijn ook nog te lezen in het archief op de website van de schrijfster www.jowischmitz.nl. Je kunt je dan voorstellen hoe het was om ze gedoseerd te lezen. Van dag tot dag. Je ziet hoe er voortdurend op wordt gereageerd door haar volgers. En je kon toen als je dat wilde een soort van betrokkenheid opbouwen. Die kans geeft de lezer die de schetsjes achteraf gebundeld in handen heeft zichzelf niet. Het boek werkt minder dan die oorspronkelijke vorm. Je bent erbij, wordt er in meegenomen en raakt vertrouwd. In een boek is die dynamiek er niet. Maar vooral: de bundel had aan betekenis kunnen winnen als de schrijfster meer ruimte had genomen voor reflectie. Het lijkt nu teveel een bedankje voor allen die haar in 2013 steunden.