Josepha Mendels was als feministe avant la lettre erg bekend in de jaren na de oorlog en heeft baanbrekend werk verricht voor de emancipatie van de vrouw. Een heruitgave van een boek uit 1948: je moet het maar durven als uitgeverij. Dit boek werd in die tijd als zeer modern en schokkend ervaren, dat ligt nu anders.
Het is het verhaal van Frans Winter, een jonge Nederlandse man, getrouwd, twee kinderen, die tijdens de Tweede Wereldoorlog via een vlucht door de Pyreneeën en Spanje uiteindelijk in Londen terechtkomt en daar Henriette Bas ontmoet, verliefd wordt en met haar gaat samenwonen. Het is een naïeve, bijna kinderlijke beschrijving van hun verhouding. Met name Frans is nogal onvolwassen.
Kabouter en Raderdier
Het eerste deel van deze roman, Vormen der liefde, verhaalt van hun gevoel voor elkaar, van hun verhouding tegen beter weten in, van hun en vooral haar idee over emancipatie. ‘Ja, ik voel me beledigd, niet alleen voor mezelf, maar voor alle vrouwen’ reageert Henriëtte als er een nogal vrouwonvriendelijke opmerking wordt gemaakt.
Mendels benoemt veelvuldig het vrouwonvriendelijk gedrag van mannen: de aandacht die Frans voor andere vrouwen heeft, zijn ontrouw, zijn vele vriendinnen. Henriette nodigt deze allemaal uit om Frans’ verjaardag te vieren. Ze laat daarmee zien dat ze, sterk is, en onafhankelijk.
Maar ook Frans is op zijn manier soms wel wat geëmancipeerd: ‘Kabouter, jouw roeping als vrouw ligt geheel hierin, dat je slechts jezelf kunt zijn als je met jezelve alleen bent’.
Mendels beschrijft liefde en erotiek expliciet, hoewel het in deze tijd allemaal wat oubollig aandoet. Alleen die bijnamen al: hij noemt haar Kabouter, zij noemt hem Raderdier, wat verwijst naar het motto, een citaat uit een brief van Antoni van Leeuwenhoek, over de wonderen van de schepping.
De roman is met vaart geschreven: Mendels loopt met grote stappen door de tijd. Haar stijl is, afgezet tegen de tijd waarin het boek is geschreven, soms verfrissend en vernieuwend en de beelden die ze gebruikt zijn verrassend: V2’s worden robots genoemd.
Elk hoofdstuk wordt afgesloten met ‘In de verrekijker’, waarin Mendels vooruitblikt en het verdere verloop van een gebeurtenis of de toekomst van een personage uit de doeken doet. Dat is nogal een zwaktebod: de expliciete uitleg en verklaring van gebeurtenissen maakt de roman er zeker niet sterker op.
Stijl
Het tweede deel van de roman, Terzijde zal de wereld branden, plaatst de liefde tussen Frans en Henriette meer in de tijd waarin het zich afspeelt: Wereldoorlog II.
Hoofdstukken over liefde en over de boze werkelijkheid van een bezet Europa wisselen elkaar af. Het is een ratjetoe van stijlen: soms lijkt het meer een verhalenbundel dan een coherente roman.
En die stijlwisseling is niet gelukkig: zo is er een hoofdstuk over de zus van Henriette, Mirjam, dat niet in deze roman thuishoort, er geen meerwaarde aan verleent en bovendien heel erg in Joop ter Heul-taal is geschreven (Mieters!).
Er is ook een hoofdstuk waarin Frans een droom beschrijft waarin hij met Antoni van Leeuwenhoek over raderdiertjes praat en ze als symbool voor zijn familie ziet; totaal niet ter zake doend. Bovendien onderbreekt het de samenhang in de roman.
Als Frans hoort dat zijn moeder is overleden in Theresiënstadt maakt hij een erg naïeve opmerking: ‘Ik heb tot nu toe de oorlog door jongensogen bekeken’. In dit hoofdstuk komen opeens de gruwelen van de oorlog het boek binnen.
Terug
En dan komt het moment dat Frans, als Nederland is bevrijd, weer terug gaat naar zijn gezin. Het afscheid van Frans en Henriette wordt met een lange aanloop beschreven, maar is uiteindelijke kort en onbevredigend en ook daarna lijkt Frans weinig naar haar te verlangen. Veel later, als hij is herenigd met vrouw en kinderen, denkt hij nog wel eens aan haar. Zeker als hij zijn verhouding met zijn vrouw bekijkt, die wel het een en ander vermoedt, en zelf ook is veranderd in haar verhouding tot haar man: ze is een stuk zelfstandiger, gaat haar eigen gang. Merkwaardig genoeg vertelt Mendels niets over het leven in bezet Nederland in de jaren dat Frans weg was.
Mendels heeft de titel een dubbele bodem gegeven: Je wist het toch. Frans: Je wist dat je terug zou gaan naar je oude leven, je gezin, en je kwam er achter dat het met de joden in Nederland slecht zou aflopen. Voor beide heb je je ogen gesloten.
Het lijkt een verwijt te zijn, niet alleen aan Frans, maar daarmee aan alle mannen als het over emancipatie van de vrouw gaat en misschien wel aan alle Nederlanders die de ogen hebben gesloten voor de Joodse tragedie.
Al met al een onbevredigende roman.