Zelden is er in de Verenigde Staten een boek over eten geschreven, dat enerzijds moeilijk te verteren is en anderzijds uitermate geschikt is voor het grote publiek. Het klimaat zijn wij – de wereld redden begint bij het ontbijt, van Jonathan Safran Foer biedt een inkijkje in zijn leven. Persoonlijke anekdotes over zijn grootouders en kinderen wisselt hij af met bespiegelingen over de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog. Deze dingen koppelt hij naadloos aan uitweidingen over de aarde die wij als ons enige thuis in bruikleen hebben en de vleesconsumptie die ons verblijf daarop bedreigt. Want onze ecologische voetafdruk, die het kleinst is in de gebieden die cynisch genoeg het zwaarst lijden onder klimaatverandering, dankt zijn omvang goeddeels aan de bio-industrie. Eigenlijk vraagt Foer de welvarendste burgers op hun ecologische tenen te lopen, opdat het leed van volkeren die sinds mensenheugenis worden geteisterd door natuurgeweld, verzacht wordt.
De waarheid is elitair
Copernicus ontdekte dat de aarde om de zon heen draait. Darwin kwam er na bestudering van vogels achter dat soorten langzamerhand evolueren; zij werden voor gek versleten. Tot meer wetenschappers hen bijvielen. Wie aanvankelijk werd uitgelachen of verketterd, stelt de wetenschap regelmatig in het gelijk, desnoods postuum. De meerderheid zit er nu eenmaal vaker naast dan haar lief is. Hoe anders is dat bij de theorievorming rond klimaatopwarming sinds de industriële revolutie. Een slordige 97% van alle klimatologen is het erover eens dat de mens een cruciale rol vervult in klimaatverandering. Hoewel deze overtuiging gemeengoed is in het Westen – enkele klimaatsceptici daargelaten – betreurt Jonathan Safran Foer het dat de mensheid onvoldoende offers brengt om het tij te keren. Te vaak hoort hij dat er ‘iets’ moet gebeuren, maar dat een structurele verandering vanuit onszelf uitblijft. In de woorden van onze minister-president: ‘We moeten wel gewoon kunnen blijven barbecueën!’
Klimaat is niet sexy
Foer is zich ervan bewust dat het onderwerp klimaat geen goed verhaal is. Is eindelijk het kerkelijke juk van ons afgenomen, staat er een Greenpeace-leger klaar om ons te vertellen hoe we moeten leven. De schrijver onderwerpt zichzelf en de lezer aan een kritische introspectie met even tendentieuze als terechte vragen: ‘Hoe zou u reageren als uw buurman heel zijn leven rookte en dronk, hiermee weigerde te stoppen, maar dat u de kanker moest dragen?’ In zijn optiek zijn maagstoten nodig om mensen te mobiliseren. In het begin van Het klimaat zijn wij verwijst Foer naar The book of Endings, waar beroemdheden als Vergilius en Houdini hun levensmoeheid en defaitisme ventileren. Daarmee laveert hij tussen strijdvaardigheid en acceptatie, hetgeen de eenduidigheid in zijn opvattingen weliswaar geweld aandoet, maar eveneens de tweestrijd illustreert waarin de auteur verkeert; hij wil veranderen en weet ook best hoe dat zou kunnen. Het ontbreekt hem alleen aan motivatie dit vol te houden.
Indutten in plaats van activeren
Woorden als ‘uitstervingsgolf’ en ‘methaan-emissie’ klinken zo abstract, dat de urgentie niet voelbaar is. Daar hebben de komende generaties helaas niets aan, wanneer zij door hitte, overstromingen of ander natuurgeweld huis en haard moeten verlaten. Voor de komende generatie zijn mensen die wel geloven in het menselijke aandeel van aardopwarming, net zo kwaadaardig als populistische klimaatontkenners. Beide groepen hebben namelijk niets ondernomen. De ‘believers’ verschansen zich liever achter hun erkenning van de klimaatproblematiek, in tegenstelling tot hun rechtse medemens. En dat voelt zo goed, dat de zelfgenoegzaamheid doet indutten in plaats van activeren. In het hoofdstuk Discussie met de ziel roept Foers geweten geërgerd: ‘Stop nu eens met me te vertellen hoe je je voelt.’ Waar wetenschap eerst geen voet aan de grond kreeg, omdat ze morrelde aan de fundamenten van het geloof, wordt deze nu genegeerd omdat de waarheid niet lekker smaakt. Foer vergelijkt zijn onvermogen om de omvang van het probleem te beseffen met een citaat van Claude Lanzmann, die over het getto van Warschau verzuchtte:
‘Wat kan informatie over (…) een letterlijk ongehoorde gruwel betekenen voor de menselijke hersenen, die er niet op ingesteld zijn om zoiets te verwerken, want het gaat om een misdaad die zonder precedent is in de geschiedenis van de mensheid? (…) Ik wist het wel, maar ik geloofde het niet, en omdat ik het niet geloofde, wist ik het niet.’
Credo quia absurdum (‘Ik geloof het, omdat het onvoorstelbaar is’) gaat blijkbaar alleen op, zolang er een hemelse beloning tegenover staat. Wanneer een ongemakkelijke absurditeit op het punt staat werkelijkheid te worden, kijkt de mens weg.
Poëtische afsluiting van de hoofdstukken
Foer is romancier en dat is merkbaar. In de degelijke vertaling van Patty Adelaar schemert zijn aforistische stijl door. Zelfs het meest prozaïsche stuk informatie, de wetenschappelijke feiten van klimaatverandering en het menselijke aandeel hierin, doet hij aantrekkelijk en toegankelijk uit de doeken. Tegelijk licht hij de lezer in door middel van een uitvoerig notenapparaat en een heldere bijlage over de industriële veehouderij. Wel benadrukt hij vaker dan noodzakelijk waar hij zit als hij schrijft: meestal naast het bed waar zijn grootmoeder in ligt. Soms lijkt hij te gretig op zoek naar een alomvattende, poëtische afsluiting van de hoofdstukken, waardoor zijn filmische toon als een stijlbreuk aanvoelt: ‘Ik hoop dat we hun (…) hebben geleerd wat het onderscheid is tussen de dood tegemoet rennen, van de dood wegrennen, en het leven tegemoet rennen. (…) Door allemaal met onszelf in discussie te blijven zullen we samen een thuis maken.’
Of wat te denken van zijn opmerking over de regenboog, die God aan Noach en zijn volk gaf als teken van belofte: ‘Een regenboog is ook een touw: je kunt het naar iemand toegooien die aan het verdrinken is of je kunt er een strop van knopen.’ Met metaforen als deze maakt hij morele afwegingen tastbaar: wat doe jij om een steentje bij te dragen? De vertaler is in stilistisch opzicht dicht bij de brontekst gebleven.
Leefgewoontes dierbaarder dan nakomelingen
Net als bij Greta Thunberg kan men zich verschuilen achter het feit dat de toon niet bevalt, het doet evenwel niets af aan de mate waarin iemand gelijk heeft. Het is een van de hardnekkigste drogredenen in het recente maatschappelijke debat: je hebt een punt, maar omdat je het zo irritant en hysterisch brengt, weigeren we te luisteren. Het klimaat zijn wij is een verzameling beeldende verhandelingen, die appelleert aan ons schuldgevoel en het alarmisme niet schuwt. Volgens Foer is de mens namelijk niet in beweging te krijgen zonder emotionele vervoering. Hij maakt van aardopwarming geen ver-van-mijn-bedshow, maar een onafwendbaar lijkende crisis. De verleiding te paaien met een happy end, zoals je bij apocalyptische kaskrakers als The Day after tomorrow of The Flood ziet, weerstaat hij. Foer schudt het publiek wakker met bikkelharde feiten en realistische toekomstvoorspellingen. Onheilspellend is zijn profetie dat de mens eens een archeologische vondst zal zijn. Hij kon niet gered worden, omdat zijn eetgewoontes hem dierbaarder waren dan zijn nakomelingen: ‘Hun behoeften waren te groot. Niets doen om hun soort te redden vereiste de deelname van iedereen.’