Elke ingreep in de natuur kent zijn prijs. De moeder aller ingrepen, de uitputting van fossiele brandstoffen sinds de Industriële Revolutie, is zó grootschalig, langdurig en anoniem, dat ze weleens zou kunnen leiden tot onze extinctie. Mensen kúnnen blijkbaar niet geloven dat de natuur zich ooit zal revancheren voor de exploitatie; we onderschatten hoe totaal haar wraak zal zijn. In Het woord voor rood bewijst Jon McGregor hoe onderschatting van natuurkrachten de mens duur kan komen te staan. Voordat er een storm opsteekt en de natuur op Antarctica ‘communiceert’ binnen te blijven, trekt een drietal er tóch op uit om foto’s te maken van een majestueuze klif. De gevolgen laten zich raden.
Behalve de superieure natuurkracht op Antarctica bezingt McGregor het lot van een man die van zijn sokkel valt: Robert (Doc) Wright. Zijn poolexpeditie verloopt catastrofaal, omdat hij dronken wordt tijdens een noodsituatie en bovendien vlak daarna een beroerte krijgt. Zijn vrouw Anna pauzeert vervolgens haar loopbaan als klimaatwetenschapper in Engeland om hem te verzorgen. Sinds zijn beroerte lijdt Robert aan afasie en bezoekt hij een zorggroep om zich non-verbaal te leren uiten.
Het boek snijdt motieven aan die aan de kleur rood doen denken: de gevaren van de natuur, schuld en de krakkemikkige gezondheidszorg. Los van enkele stilistische missers ondersteunt de schrijfstijl van Het woord voor rood een onheilspellende thematiek: de mens staat vroeg of laat machteloos tegenover de natuur. Dit werkt McGregor uit met een originele metafoor, visueel opvallend alineagebruik en grammaticaal ontsporende zinnen.
Red flag
McGregor verdeelt Het woord voor rood in drie hoofdstukken: Hellen (/), Vallen (_) en Opstaan (|). In Hellen werkt Robert Wright met nieuwelingen Thomas Myers en Luke Adebayo op Antarctica. ‘Doc’ komt daar al 33 jaar en enthousiasmeert het tweetal voor het Arctische natuurschoon. Vanuit het toilet vergaapt Luke zich aan de pracht: ‘Ze waren hier nu drie weken en hij was er nog steeds niet aan gewend. (…). De woorden ontbraken.’ Inderdaad, McGregor behoeft weinig woorden om de macht van Antarctica te verbeelden. Daarvoor hanteert hij de synesthesie en een eigenzinnige typografie.
Het echte gevaar schuilt niet in wat de mens wél kan inschatten, maar in wat de mens níet kan inschatten. Zeker op de Zuidpool, waar de mens niet op is toegerust, geldt dit credo. Deze blindheid vertaalt McGregor in het metaforische stijlmiddel synesthesie; zintuiglijke waarnemingen lopen door elkaar heen. Oriëntatie en veiligheid worden zodoende onmogelijk: ‘de stilte was onmetelijk’, ‘Luisteren en de kou als glas’, ‘Het zonlicht kaatste in alle richtingen hard op het water.’ Zelfs de beschikking over één zintuig maakt Luke machteloos: ‘Er was geen verschil tussen één en vijftig kilometer.’
Ondanks dit onvermogen zich goed te oriënteren, begeeft het drietal zich midden in het natuurgeweld richting een klif voor prachtige foto’s. Tegen het protocol in splitst het trio zich op en dan slaat het noodlot toe: de ijslaag op zee begint te barsten. Wanneer Thomas op een ijsschots in zee terechtkomt, vult de auteur zijn pagina’s niet meer met coherente alinea’s, maar met losse, drijvende zinnetjes, door witregels gescheiden:
‘De zeeluipaard was er nog steeds.
Even boven; en weer weg.
Hij maakte zich klein en hij had het niet koud.
Stel dat hij moest zwemmen, hoe ver zou hij dan komen?’
Schuld en woede
In ‘Vallen’ volgen we echtpaar Anna en Robert na diens Arctische beroerte. Hun ongelukkige huwelijk krijgt daardoor een extra dreun. Anna ziet haar carrière aan Cambridge verdampen en zegt tegen vriendin Bridget: ‘Ik weet niet of ik wel wil dat hij naar huis komt.’ Eén voordeel is dat haar man lijdt aan afasie (spraakverlies), waardoor ze van zijn ellenlange monologen verlost is. Wie aansprakelijk is voor de ramp op Antarctica, blijft onduidelijk. Wat is er gebeurd met Thomas? Waarom greep Robert naar de fles, terwijl hij het noodcentrum moest raadplegen? Wat weet Luke, die hem beschermt? De reactie van zoon Frank spreekt boekdelen: ‘Niemand zou Robert toch zeker de schuld willen geven?’ Met de volgende vraag laat de roman zijn lezers verward achter: ontstond Roberts beroerte, dé oorzaak van Thomas’ ongeluk, dóór zijn drankgebruik, of lós van zijn drankgebruik?
In het derde hoofdstuk Opstaan, dat draait om Roberts herstel, blijft de schuld aan hem vreten. Via communicatiestrateeg Amira biedt McGregor een humoristische blik op de Britse zorg met betrekking tot afasie. Zo laat Amira haar patiënten smiley’s aanwijzen, waarmee ze hun emoties moeten aangeven. Na de bijdrage van een patiënt over zijn ongeluk als elektricien, zegt ze: ‘Dat was vast een hele schok voor je!’ Niet alleen haar supervisor ziet dit gestuntel hoofdschuddend aan, ook de patiënten raken gefrustreerd.
Afasie wordt wel vaker in de literatuur behandeld, want voor schrijvers is spraakverlies één van de grootst denkbare nachtmerries. De Laatkomer van Dimitri Verhulst en Hersenschimmen van J. Bernlef zijn Nederlandstalige voorbeelden waarin dit verschijnsel doorsijpelt in het taalgebruik. McGregor koppelt het fenomeen aan de woede die voorheen taalvaardige mensen voelen. Wanneer Amira tijdens het kringgesprek over Antarctica begint, vraagt ze hoe lang Robert daar verbleef: ‘‘‘Ja, uiteraard. Ja. Een, twee, drie, vier. Maan, maan. Jezus! Manen.’’ –‘‘Maanden? Vier maanden?’’ – ‘‘Ja, Jezus!’’’ Helemaal over de rooie om zijn eigen taalgebrek.
Rode pen
Bij de eerder genoemde synesthesie en typografie komen stijl en inhoud prachtig samen. Toch valt er stilistisch nog het een en ander aan te merken op Het woord voor rood. Te vaak kan McGregor de neiging niet onderdrukken een op zichzelf sterk beeld te verduidelijken. Bij het volgende voorval oefent een zuster bewegingen met Robert: ‘Ze vroeg of ze in een ziekenhuis waren. Hij liet zijn hoofd abrupt zakken en tilde het weer op. Dit was nu zijn manier van knikken.’ Als Amira dansers heeft uitgenodigd bij de afasiegroep, ontstaat commotie: ‘Het duurde vandaag wat langer voordat iedereen rustig zat, begrijpelijkerwijs.’ Op het moment dat de beroerte Robert overvalt, laat de schrijver hem niet alleen neervallen, maar voegt eraan toe dat hij ‘in één keer’ valt. Hoe anders?
Dit zijn echter kleinigheidjes, of zoals Robert Wright zou zeggen: ‘Kleine geitjes’, in het licht van de relevante teneur die Het woord voor rood uitdraagt.
Dood spoor
Op één patiënt, de praatzieke Peter, zit geen rem. Elke bijeenkomst blijkt hij een spraakwaterval die zijn angsten voor overstromingen over zijn lotgenoten heen golft in vreemde bewustzijnsstromen: ‘‘Nou hier zijn we dan en een en al met onze handen in het water en omlaag gaan we, zie je dat, zie je dat, omlaag en weg zijn we naar de zee en ondersteboven in het water terwijl overal de bubbels op en bubbels omlaag door het water in het water terwijl we zwaaien, zie je dat?’’ Zijn ogenschijnlijk dwaze anakoloeten – grammaticaal ontsporende zinnen – verwoorden pijnlijk waar de mensheid zich bevindt.