In Vrouw en vrijheid reikt Jolande Withuis feministisch gedachtegoed aan dat niet nieuw is maar wel steeds weer opgerakeld moet worden, vanwege onder andere bewegingen als MeToo, het Rooms gezinsdenken in Polen en Hongarije, de opkomst van anti-abortuspartijen in Italië en Amerika, Andrew Tate als influencer, de moederhartbeweging en corpsballen met seksistisch gebral. Withuis legt met scherpe pen uit waarom vrouwen tot in lengte van dagen zullen moeten blijven vechten voor hun vrijheid en gelijkheid.
In dit pamflet trekt de sociologe en feministe ten strijde tegen identiteits- en diversiteitsdenken, intersectionaliteit, woke en boerka’s. Aan de hand van legio persoonlijke en historische voorbeelden stelt ze dat ‘echt mannelijke’ en ‘echt vrouwelijke’ eigenschappen niet bestaan. ‘Anatomie is geen noodlot. Vrouwen kunnen pas vrij zijn als ze de moed hebben onvrouwelijk te zijn.’ De kern van haar betoog is dat de oorzaken van sekseverschillen bij historische, culturele en politieke verschijnselen liggen.
Wat is feminisme eigenlijk?
Volgens Withuis streven feministen ernaar de maatschappelijke betekenis van het biologische geslachtsverschil op te heffen. ‘Beide seksen zijn gewoon mensen. Mensen zonder commentaren […] zei Wilhelmina Drucker aan het einde van de negentiende eeuw’. En Withuis noemt andere voorvechtsters van het feminisme die het vrouwelijk versus onvrouwelijk benoemden: Mary Wollstonecraft schreef in de 18e eeuw al over vrouwenrechten, evenals Betty Friedan, Amerikaans feministe, sociaal activiste en publiciste halverwege de vorige eeuw en Simone de Beauvoir, die in 1949 De tweede sekse opende met de woorden: ‘Je komt niet ter wereld als vrouw, je wordt vrouw.’
Withuis buigt zich over de begripsvervaging tussen sekse en gender en stelt dat de behoefte om van geslacht te veranderen onder meer ontstaat onder druk van de maatschappij. ‘Niettemin vermoed ik dat de behoefte een jongen te zijn onder jonge meisjes wel eens geringer zou kunnen zijn als zij niet meenden te moeten voldoen aan de vereisten van wat een geslaagd meisje is, of een ‘echte’ vrouw. […] zie het bombardement aan make-up en modetips dat via influencers en sociale media over hen wordt uitgestort; zie de grofheid waarmee vrouwen worden afgemaakt die daarvan afwijken.’
Zonder borsten geen vrouw
Uit eigen ervaring spreekt Jolande Withuis over de sociale druk die vrouwen ervaren als ze ten gevolge van borstkanker een borst moeten missen. Een vrouw met één borst is geen schoonheidsideaal, dus laten de meesten zich een reconstructie of prothese aanmeten, wat vaak een pijnlijke en moeizame weg is. ‘Seksisme in schaapskleren,’ noemt Withuis dat. ‘Want ik ben zonder borst nog dezelfde als met.’
Dat vrouwen werken is in Nederland nog altijd minder gangbaar dan in landen om ons heen. Zelfs Wim Kok vond in de jaren zeventig van de vorige eeuw dat vrouwen na hun veertigste niet meer zouden hoeven te werken. Terwijl volgens Withuis juist een vrouw die werkt sociale contacten heeft, zich kan ontplooien en zich gelijkwaardig kan voelen.
Als biografe van Prinses Juliana, de verzetsman Pim Boellaard en de kunstenares Jeanne Biruma Oosting, sprak Jolande Withuis in 2018 in de Huizingalezing over het belang van de biografie van een individu, met als titel: Leve het Leven, vrijheid en de biografie. Haar tekst is beknopt weergegeven in dit boek en gaat in op de aanpak van het schrijven van een biografie. Interessant te weten is dat de biografie eigenlijk pas sinds de jaren negentig in opmars is. De biografie onderstreept de waarde van individueel leven, terwijl daarvoor socialistische en confessionele groeperingen afkeer toonden van individuele levens. ‘Omdat we voordien gevangenzaten in een dwangbuis van religieuze en politieke zuilen en ideologieën – in collectivisme dus!’ Het individu was nog niet bevrijd.
Brieven
In het boek zijn een paar brieven opgenomen met prangende vragen, waarop ze uiteraard geen antwoord krijgt. Aan Ana Pauker (1908 -1960) bijvoorbeeld, een Roemeense communiste en activiste, vraagt ze of ze spijt heeft. Jolande bewonderde haar in haar jeugd, maar liet haar later van haar voetstuk vallen, juist omdat ze het communisme trouw bleef. De tweede brief is gericht aan Simone de Beauvoir (1908- 1986). Een brief waarin ze de Franse feministe wil eren en bedanken voor haar feminisme en onafhankelijk denken. In haar brief aan Ayaan Hirsi Ali (1969) spreekt Withuis zich uit over de schandelijke behandeling die deze dappere vrouw gehad heeft. Ze is ronduit weggepest ‘en niet alleen omdat ze antisemitisme, het antidemocratische karakter en de vrouwenhaat van de islam aan de kaak stelde die de Nederlandse intelligentsia decennialang had overdekt. Het was bovenal omdat ze dat deed als vrouw – erger nog een beeldschone vrouw.’
Diversiteitsdenken
Uiteindelijk maakt Withuis zich zorgen over het diversiteitsstreven, woke en intersectionalisme in de huidige maatschappij. Begrippen die steeds meer het taalgebruik binnendringen, maar lang niet altijd wordt de vrijheid van het individu ermee bedoelt. Het gaat meestal om groepen en dan is ‘tribalisme nabij’. Black lives matter, woke groepen, vrouwen, LGBT worden met gemak onder de noemer minderheden geschaard en dat is slecht nieuws voor het feminisme. ‘Vrouwen vormen geen minderheidsgroep maar de helft van de samenleving.’
Niet iedereen zal het eens zijn met de schrijfster en hoewel ze heel toegankelijk en zelfs met lichte ironie schrijft, is Vrouw en vrijheid niet altijd gemakkelijke kost. Wel is het een belangrijk boek om door vrouwen en mannen gelezen te worden om de dialoog gaande te houden, misstanden en denkfouten te benoemen en seksueel geweld naar buiten te brengen. Het is noodzakelijk om elkaar bewust te maken van discriminatie in al zijn facetten en zodoende ieder individu vrijheid te gunnen, betoogt Withuis.