Alternatieve feiten, of uiteindelijk toch iets anders? Daar begint het mee in het in 2009 voor het eerst in het Nederlands verschenen, uit drie gedeelten bestaande Hässelby van de Noorse schrijver Johan Harstad. De toon is gezet: een man stapt resoluut de weg op. Of: ‘Mijn vader werd geschept toen hij de straat wilde oversteken, door een vrachtwagen die te hard reed’. Het gevolg is hetzelfde: ‘Het inwonertal van Zweden is zojuist met één gedaald’. Een droogkomische, wat sneue opmerking die kenmerkend is voor Hässelby, Harstads tweede boek, vóór zijn grootse Max, Mischa & het Tet-offensief, waarvoor hij in 2018 de Europese Literatuurprijs kreeg en dat geweldig vertaald werd door Edith Koenders en Paula Stevens. Stevens vertaalde ook Hässelby.
Bertil Åberg, de vader van de ik-figuur Albert Åberg in het boek, is overleden. Zijn vader hield op een gegeven moment op vader te zijn, hij wilde zijn maatje zijn. Ze woonden in Hässelby, een betonnen voorstad van Stockholm, tot Albert naar Hong Kong vertrekt, omdat hij geen maatje wil zijn. Toevallig loopt hij Helmut Aldman tegen het lijf die hem vraagt zijn tolk te zijn als hij in Hong Kong grote delen van de Star Wars-producten wil opkopen om naar Duitsland te verschepen. Deze actie loopt op niets uit en Aldman blijkt opeens van de aardbodem verdwenen te zijn. Dat levert enkele detectiveachtige passages op over bijvoorbeeld een cliché-achtige man in regenjas middenin de nacht in de gang van het hotel.
Ontmoetingen en verdwijningen
De volgende ontmoeting – het boek hangt van ontmoetingen aan elkaar, en dat heeft een reden – staat op stapel. Albert ontmoet Leni in het Parc du Luxembourg in Parijs. Leni komt uit München waar ze ‘kunstgeschiedenis of filosofie of een geheel eigen mix van die twee had gestudeerd’. Opvallend is dat vertaalster Paula Stevens razendsnel en knap van idioom wisselt wanneer de vader van Leni, Anton, spreekt, je hóórt het Duits tussen de regels door.
Dan volgt een essayachtig stukje over beeldend kunstenaar Yves Klein. Een inlasje dat kenmerkend is voor Harstad. Net zoals hij politiek getinte passages inlast die we ook uit Max, Mischa & het Tet-offensief kennen. In dit geval onder meer over de grote stakingen uit 1986 in Parijs. Na het stukje over Klein roept Harstad met even groot gemak een sprookjesachtige sfeer op: ‘Ik ging liggen met mijn rugzak over mijn hoofd (…). En toen landde een groot blad op mijn gezicht, het werd donker en ik viel in slaap’.
Af en toe sijpelen er zinnetjes door die, met de verdwijning van Aldman en de semi-verdwijning van Albert in het achterhoofd, je op scherp zetten: ‘Op dat moment waren we [Albert, Leni en nog enkele vrienden, EvS] sowieso al met verschillende noorderzonnen vetrokken’. Er staat de lezer dus nog was te wachten!
De reeks ontmoetingen en verdwijningen zet zich voort. Nu met een vreemde man in een dunne, grijze regenjas (waar hebben we die eerder gezien?) met drie vlekken op de zoom. Albert verdenkt hem ervan dat hij hem volgt, maar op een dag is hij ‘als door de aarde verzwolgen’.
Het gewone leven neemt weer zijn gangetje, de stakingen zijn voorbij. Albert gaat met zijn vriendin Leni veelvuldig naar de bioscoop en – net als in de andere boeken van Harstad – de films die ze zien worden bij name genoemd en soms kort beschreven; ook dit is niet zonder bedoeling. Dan gaat het bergafwaarts tussen Albert en Leni. De reden is, dat Albert met zijn hoofd toch weer terug was in Hässelby. Tot zover het eerste deel van het boek.
De wolf buiten de deur houden
In het tweede deel zetten de ‘verdwijningen’ zich voort. ‘Toen kwam Catharina. Uit Skåne’. Een moederfiguur. ‘Het duurde twee jaar voordat ik begreep dat ze niet zomaar was weggewaaid met de wind’. Als de wind die eerder een groot blad op Alberts gezicht had doen waaien. Vijf jaar later ‘verdween’ ook Alberts vader. Dat wil zeggen, hij overleed in het ziekenhuis, al dan niet resoluut de weg opgestapt of aangereden door een vrachtwagen die te hard reed. Het voelt voor Albert of hij hém verliet. Harstad neemt bij zulke situaties de clichés in boeken van een wat minder literair niveau op de hak: ‘Er hingen zware, grijze wolken boven de stad en het zou vanavond weleens kunnen gaan sneeuwen, regenen, moeilijk te zeggen. Het kon ook zijn dat er niets gebeurde. Maar dat gaf niet’.
Een manier van verdwijnen is ook door niet aanwezig te zijn, zoals Gustav Myrbäck, die op nummer 32 woont in de flat waar Albert een appartement heeft. Al jaren is hij niet gezien, hoewel hij wel stipt de huur schijnt te betalen. Tot Albert en zijn vriend Åke hem in de metro zien. Het blijkt de man te zijn die hij in Disko (dé disco) in Parijs had ontmoet. Dat wil zeggen: hij had gezien dat Myrbäck iemand verkrachtte en had niets daartegen ondernomen. ‘Nu kon ik de wolf niet meer buiten de deur houden’. Hier krijgt het boek een beklemmende, donkere sfeer en wordt méér dan een verhaal enkel in woorden; er komen tekeningen en foto’s bij. Waarschijnlijk gemaakt door Harstad, die ook het omslag van de Nederlandse uitgave ontwierp.
Fake of niet
In het derde deel van het boek is Albert opgenomen in het Karolinska Ziekenhuis. Er komt bezoek dat óók weer verdwijnt. De politie komt en gaat alle verdwijningen onderzoeken waarbij Albert volgens hen betrokken was. Ondertussen ontsnapt hij uit het Karolinska Ziekenhuis en gaat naar München, niet toevallig de stad van Leni. Hier voelt hij zich een vluchteling, ziet Leni en maakt een afspraak met haar. Ook komt hij erachter dat Aldmann er een Star Wars-speelgoedwinkel heeft; dit was dus de stad waar hij alles naartoe heeft verscheept. Hij hééft een winkel, en hij leeft.
Op dit punt gekomen blijkt alles fake: Aldman ontkent met Albert in Hong Kong te zijn geweest, Leni’s vader is wél directeur van BMW, al ontkende hij dat op verzoek van Leni (ze was bang dat ze qua milieu niet bij elkaar pasten). Hässelby is wel een mooie voorstad van Stockholm, al had Albert dat nooit zo gezien. Of is het toch iets anders dan fake? Er zou ongetwijfeld een andere rode lijn dan enkel ‘verdwijningen’ in het verhaal kunnen zitten en toch tot dezelfde conclusie komen: dat dit een rijk boek is, zoals alles wat Harstad daarna schreef. Maar op de een of andere manier geeft juist deze rode lijn aan waar Harstad mee speelt: het is als de boven- en de onderkant van een schilderij uit de barokperiode. Aan de onderkant speelt het dagelijkse leven zich af en aan de bovenkant de waandenkbeelden, in het geval van dit boek die van een psychiatrische patiënt.
Boven en onderkant
De verdwijningen vormen de verbinding tussen boven- en onderkant. Verdwijningen van personages, van politieke ideologieën en van de jeugd (gesymboliseerd door sprookjesachtige passages, een vader die maatje in plaats van vader wil zijn). De werkelijkheid van de onderkant wordt gespiegeld door een verhaal dat zich in de bovenkant afspeelt. In de verbeelding, in eerste instantie in boeken die worden aangehaald, popmuziek die wordt beluisterd, films die worden bekeken (Brazil, The Return of the Jedi, The Empire Strikes Back). In de donkere wolken die steeds meer de sfeer van het boek gaan bepalen.
En tenslotte in de synchroniciteit die in het boek als hint wordt gegeven. Een idee van psychiater Jung: ‘Alles hield verband met elkaar, je kon de verschillende brokstukken onmogelijk van elkaar scheiden, niets werd meer beperkt door de causaliteit’, of: ‘de gelijkenissen tussen gelijktijdige gebeurtenissen’. Zo zie je dan achter al die verdwijningen andere verdwijningen, zoals de verdwijning van een schoolklas in Japan, of recent van de Chinese zakenman Jack Ma die in ongenade was gevallen, en zoveel meer. Ja, Hässelby is een rijk boek van één van de grootste Noorse schrijvers van dit moment.