Recensie door Melchior Vesters
Via fictie de waarheid van de ervaring overbrengen: de Catalaanse auteur Joaquim Amat-Piniella (1913-1974) koos ervoor nadat hij kamp Mauthausen had overleefd. Hij meende ‘door middel van de weergave van een aantal al dan niet bestaande personages een juister en levendiger beeld [te] kunnen geven dan wanneer we ons beperken tot een objectieve beschrijving’. Amat-Piniella voltooide de eerste versie van zijn verhaal in 1948. Wie het toen had kunnen lezen – de eerste uitgave verscheen overigens pas in 1963 – zou, als tijdgenoot van de auteur en dus ook van de oorlog, vermoedelijk onder de indruk zijn geweest. De vraag is of driekwart eeuw later die ‘waarheid van de ervaring’ nog steeds overkomt. Wat is nog levendig?
Kampobjecten
K.L. Reich vertelt het verhaal van de Catalaan Emili – het alter ego van de auteur – die in de Spaanse burgeroorlog voor de Republikeinen heeft gevochten en daarna het Franse leger heeft gediend. Als stateloze gevangene is hij naar Mauthausen gedeporteerd, evenals duizenden andere Catalanen. Het kampbestaan is slopend door het zware werk in een steengroeve, systematische ondervoeding en willekeurige martelingen door SS’ers. In deze plek van verval, waar naar schatting 95.000 mensen zijn gestorven, weet Emili te overleven doordat hij lichter werk krijgt: hij tekent pornografische prenten voor SS-officieren en werkt verder in het kledingdepot. Op al het materiaal van het concentratiekamp staat Konzentrations Lager Reich. Het alomtegenwoordige K.L-Reichlogo drukt op de gevangenen mentaal een stempel: zij zijn kampobjecten. De roman, met logo op de kaft, is dat ook.
De centraal staande menselijke ervaring is ontmenselijking: gereduceerd worden tot bezit, in dit geval van het Derde Rijk. Een literaire verwerking van zo’n ervaring is niet uniek, denk aan beroemde voorbeelden zoals de memoires van Frederick Douglass (1845) en de Aantekeningen uit het dodenhuis (1862) van Dostojevski. Stijl speelt bij het invoelbaar maken van ervaringen een grote rol. Dostojevski hanteerde bijvoorbeeld de ik-vorm en beschreef de smerigheid van het Siberische kamp waar hij van 1849-1853 dwangarbeid verrichtte op uitgebreid realistische wijze, waardoor de extremiteit ten volle aankomt. Samen met uitvoerige psychologische schetsen, niet gespeend van ironie, heeft Dostojevski een stijl vol tijdverdichting die de lezer werkelijk zijn ervaring in trekt.
Persoonlijke vertelling
Amat-Piniella heeft andere stilistische keuzes gemaakt. Het meeste wordt personaal verteld en beoordeeld vanuit Emili. Van tijdverdichting is weinig sprake: de lezer krijgt soms alleen de uitkomst van een innerlijk proces te zien, zoals wanneer Emili zich realiseert dat hij zich zal verzetten: ‘Het nazisme trachtte zijn vijanden fysiek te vernietigen, en voor het geval het daar niet helemaal in slaagde, schiep het een atmosfeer die hen in moreel opzicht voor eens en voor altijd moest slopen. Emili zou proberen beide tests te doorstaan. Toen hij die avond ging slapen sloeg hij het bed onbezwaard open (…). Die avond zou hij erop gaan liggen in de zekerheid van de kracht die in zijn binnenste groeide.’ Het was interessant geweest om meer emoties mee te krijgen in de aanloop naar zijn uiteindelijke innerlijk besluit.
Aan het eind van het boek, wanneer de gevangen bevrijd zijn door de Amerikanen, is Emili’s innerlijke reflectie ook weer kort: ‘De grote vrede in de wereld kan slechts bestaan als iedereen in zijn binnenste de kleine vrede in zijn ziel voelt. (…) Men hoeft zich alleen maar waarlijk en heel nederig een deeltje te voelen van die beklagenswaardige mensheid, zoals Emili zich nu voelt. Alle andere genoegens die het leven te bieden heeft, zullen daaruit voortvloeien.’ Het zijn bijna de slotwoorden; mooi, maar Emili’s overgang van verschrikkingen naar hoop gaat wel heel snel. Misschien is het de absurde omslag van de levenssituatie, van ten dode opgeschreven naar vrij, die moeilijk uit te drukken is. Anderzijds is Emili elders prima in staat om excessen te beschrijven: een kracht van het boek ligt in de optekening van martelscènes. De lezer wordt ooggetuige gemaakt van het meest naakte leed. Via uitgemergelde, mishandelde lijven wordt de ‘beklagenswaardige mensheid’ voluit voelbaar.
Bonte stijl
Het taalgebruik in K.L. Reich schommelt tussen vloeiend in dialogen tot soms merkwaardig formeel bij vertellerscommentaar. Woorden als ‘daarenboven’ en ‘reeds’ voelen ouderwets en weinig levendig; ze zorgen voor een lichte bevreemding. De in totaal toch wat bonte stijl wordt gespiegeld in de uitgave als geheel: na het verhaal zelf volgen een kort nawoord van Amat-Piniella, een langere en zeer lezenswaardige analyse van literatuurwetenschapper Marta Marín-Dòmine, een briefwisseling tussen de auteur en zijn uitgever en tot slot een notenapparaat. Deze informatie over het boek zelf maakt van de uitgave een tweetrapsraket die vooral voor academici/historici van belang is.
Wie zoekt naar een oorlogsverhaal door een getuige, kan gedesoriënteerd raken door het ontbreken van de ik-vorm en de soms afstandelijke stijl. Wie echter interesse heeft in de genese van een boek ten tijde van Franco’s censuur, of in de overlevingsgeschiedenis van Catalaanse communisten in Mauthausen, of ten slotte in een literatuurwetenschappelijke analyse van hoe een verhaal effect sorteert op de lezer, kan in K.L. Reich een verrassende vondst doen.