Soms vat één zin een boek samen. ‘Bloed sijpelt weg in de aarde, mensen sterven, anderen nemen hun plaats in, maar zal dat soms de weg veranderen?’ In deze ene zin ligt de essentie besloten van De hartslag van Moskou, de roman waarin de Tsjechische schrijver Jiří Weil (1900-1959) zijn kritiek op de harde Sovjetpraktijken boekstaafde.
Het is een mooi maar lastig boek. Mooi omdat het een prachtig inkijkje geeft in het vroeg communistische Moskou, toen Weil daar zelf verbleef. Maar ook lastig, omdat Weils schrijfstijl, met zijn vele monologen en bij tijd en wijle trage, bureaucratische verslagstijl, het nodige uithoudingsvermogen van de lezer vraagt.
Moskou, jaren 30 vorige eeuw
De hartslag van Moskou vertelt in drie delen het verhaal van Tsjechische migranten in Moskou, aan het begin van de jaren dertig van de vorige eeuw. In het eerste deel staat Ri centraal, een jonge, half-Joodse vrouw van goede komaf, die in Moskou langzaam de weg van het arbeidersproletariaat inslaat. Iets wat ze als dochter van een fabriekseigenaar zelf wat gekunsteld vindt, maar toch als enige juiste weg naar haar toekomst ziet. Een weg die ‘lijkt op lange Moskouse straten die in de binnenstad met grote paleizen beginnen en bij de houten arbeidersstulpjes in de buitenwijken eindigen.’ Net zoals Ri’s leven steeds minder luxe kent en langzaam wordt losgeweekt van het Europa uit haar jeugd, totdat ze zich in de Kaganovits fabriek voor kogellagers uiteindelijk ontpopt tot ware kameraad die de weg gevonden heeft.
In het tweede en derde deel spelen achtereenvolgens Jan Fischer en Rudolf Herzog de hoofdrol, leraar ‘politiek correct gedrag’ respectievelijk reactionair communist. Langzaam verdwijnen Europese wortels naar de achtergrond en dringt de communistische machinerie naar de voorgrond. Individualiteit wordt vervangen door harde, ontmenselijkte partijpolitiek. Vooral als na de moord op politicus Sergej Kirov de zuivering op gang komt en iedereen die verdacht wordt of in de weg zit met harde hand wordt vervolgd. Nergens is vastigheid, iedereen vertrekt, alles verandert. Alleen de partij blijft, het communistische bloed, dat weliswaar met iedere veroordeling opnieuw vloeit, maar standvastiger blijkt dan individueel leed. ‘Bloed gaat nooit teloor zoals stukken die in dossiers worden weggeborgen, of paperassen met tientallen stempels.’
Jiří Weil schreef De hartslag van Moskou vanuit eigen ervaringen. Hij verbleef van 1933 tot 1935 in Moskou en maakte daar de moord op Kirov en de Grote Zuivering mee. Weil werd zelf in de nasleep van de moord gearresteerd en verbannen naar Zuid-Azië, net als veel andere lotgenoten om onduidelijke redenen. Na zijn terugkomst in Praag schreef hij zijn relaas van Ri, Jan Fischer en Rudolf Herzog, als literaire aanklacht waarin hij fictie verweefde met de feiten die hij kende. Alhoewel hem dit op een royement van de Tsjechische Communistische Partij kwam te staan beviel het hem blijkbaar wel. Want in zijn latere werk lopen feiten en fictie vaker door elkaar heen, zoals in Leven met de ster (1949), waarin hij zijn oorlogsherinneringen als onderduiker verwerkte. Jiří Weil schreef in totaal 16 boeken, waarvan er vier in het Nederlands zijn vertaald.